Geen vredespijp voor de linkse Mohikanen
Uit: Meervoud nr. 300, november-december 2024.
Door: Edi Clijsters.
Toch niet wéér iets over de moeizame verhouding tussen Vlaams en links’ ? Is daarover niet onderhand alles gezegd en geschreven, na vele duizenden bladzijden beschouwingen en nog meer uren discussies ? Rijst niet eerder de vraag of het überhaupt nog de moeite waard is daarover van gedachten te wisselen, aangezien zich daar kennelijk niemand nog voor interesseert … behalve dan die o zo schaarse linkse of sociaalflaminganten ?
Voor die laatsten der Mohikanen een grafrede dan maar ? Neen, integendeel. Meer dan ooit zijn kritische linkse stemmen nodig, nu hier twee zogenaamde V-partijen hoogtij vieren die aan de Vlaamse autonomie uitsluitend – en zonder enige gêne – een rechtse en zelfs reactionaire invulling willen geven.
Er is geen ontkennen aan: door zeer veel Vlamingen – en met name door de toonaangevende media – wordt tegenwoordig zowat alles wat naar ‘Vlaams’ zweemt meteen gemakshalve gelijkgesteld met ofwel volkomen achterhaald, ofwel extreemrechts. Terwijl toch de eerste aantijging perfecte tegenstrijdig is met de tweede wanneer je verkiezingsresultaten bekijkt…
Erger nog: de toekomstvisie van de zogenaamde V-partijen wekt de vrees – die door staatsdragende commentatoren van allerlei allooi deskundig wordt versterkt – dat de voltooiing van de Vlaamse autonomie hier een beleid zou institutionaliseren dat alleen nog oog heeft voor de eisen van een nietsontziende ultraliberale globalisering.
Voor teveel mensen wordt ‘Vlaanderen’ een angstaanjagend in plaats van een hoopgevend perspectief.
Eigen schuld
Dat is doodjammer, maar het is minstens evenzeer de schuld van de traditionele Vlaamse beweging zelf. Die heeft tientallen jaren lang het motto gehuldigd dat eendracht onmisbaar was om Vlaamse eisen gerealiseerd te krijgen. En dat dus over de linkse of rechtse oriëntatie van het autonome Vlaanderen pas mocht worden gebakkeleid wanneer die autonomie een feit was.
Kom, kom. Een ietwat klare kijk op de geschiedenis van de brede Vlaamse beweging – tot en met anno nù – toont onweerlegbaar dat die redenering alleen maar de rechtse oriëntatie moest bevorderen. Extreemrechts werd en wordt manifest getolereerd, beschaafd links nauwelijks. Met onder meer als gevolg dat dé partij bij uitstek die opkwam voor Vlaamse autonomie onvermijdelijk verbrokkelde en tenslotte uiteenviel naarmate de autonomie stap voor stap werd verwezenlijkt.
Naarmate de romantische ideaalbeelden én gerechtvaardigde verzuchtingen concreet moesten worden ingevuld, bleek immers dat veel van die beelden en verzuchtingen onderling flink tegenstrijdig waren, want dat binnen de Vlaamse samenleving wel degelijk fundamentele belangentegenstellingen bestaan.
De implosie van de Volksunie was daarvan een overduidelijke indicatie; het uiteenvallen van de NVA in geval van een monstercoalitie met extreemrechts zou een tweede zijn. En inmiddels hebben Vlaamse bewindslieden ten overvloede bewezen dat – met name op sociaal en cultureel terrein – het autonome Vlaanderen hoegenaamd niet beter doet wat het zelf kan doen. Kibbelende en/of stuurloze Vlaamse regeringen hebben nu toch zowat àlle ogen geopend voor de simpele maar pijnlijke vaststelling dat autonomie uiteindelijk geen doel is maar slechts een middel. En hoegenaamd geen wondermiddel om aan een rechtvaardiger samenleving gestalte te geven.
Rechtvaardig
Daarmee is het woord gevallen: rechtvaardig. Het is bij uitstek het sleutelwoord dat Vlaams en links engagement verbindt. Niemand zal ontkennen dat de Vlaamse beweging haar oorsprong vond in verzet tegen het onrecht dat de Vlamingen en hun taal vroeger werd én in Brussel en wijde omgeving ook nu nog wórdt – aangedaan. Beperkt qua opzet aanvankelijk, maar toch onmiskenbaar een democratische emancipatiebeweging. Al spoedig oordeelden ettelijke dragers van die beweging dat ze slechts zin en toekomst kon hebben indien ze haar opzet verbreedde.
Het zou niet moeilijk vallen hier bladzijden te vullen met citaten uit de voorbije 150 jaar waarin wordt gepleit voor een vruchtbaar samengaan van Vlaamse én sociale emancipatiebeweging. Enkele uitspraken worden elders in dit nummer aangehaald. Een eerder verrassende stem was in 1977 die van een toen 87jarige voormalige frontsoldaat uit Wereldoorlog I in zijn rede op de vijftigste IJzerbedevaart. Hendrik Borginon, die toch hoegenaamd niet bekend stond als linkse rakker, beklemtoonde toen dat naast de drie traditionele pijlers van de Vlaamse Frontbeweging aan de IJzer (Zelfbestuur, Nooit meer oorlog, Godsvrede; later hersmeed tot Vrijheid, Vrede, Verdraagzaamheid) ook de vierde pijler niet uit het oog mocht worden verloren. Uit het beroemde pamflet ‘Vlaanderens dageraad aan den IJzer’ (1917) citeerde hij de eis: “rechtvaardigheid in een waarachtig democratisch sociaal en economisch beleid”. De eis was toén al zestig jaar oud; Borginons vermaning ondertussen bijna een halve eeuw.
Maar inzet voor vrede en verdraagzaamheid blijkt anno 2024 bij de zogenaamde Vpartijen ver te zoeken; vrijheid voor multinationals en grootfinancie is iets héél anders dan Vlaams zelfbestuur… En zelfs maar de gedachte aan “een waarachtig democratisch sociaal en economisch beleid” volstaat kennelijk om regeringsvormingen te doen vastlopen.
Nochtans kon en kan het streven naar volwaardige Vlaamse emancipatie slechts gerechtvaardigd worden indien het ook een volwaardige sociale en culturele emancipatie insluit voor àlle mensen in Vlaanderen, nu en in de toekomst.
Helaas vertellen de feiten een ander verhaal. Voorbij centrumrechts strekt zich tot extreemrechts een steeds verraderlijker moeras uit vanwaar giftige ideologische dampen al decennia lang de traditionele Vlaamse beweging (dreigen te) vergiftigen. Omdat zij haar wezenlijk democratische kern nooit voldoende krachtig en ondubbelzinnig heeft durven / willen / kunnen afbakenen tegen extreemrechtse aberraties is zij – àls Vlaamse beweging – tot onbeduidendheid verschrompeld. Meer dan ooit zijn daarom die linkse Mohikanen nodig om de Vlaamse beweging – althans: wat daar buiten de particratie nog van rest – aan haar democratische wortels én opdracht te herinneren.
Een Brusselse noot als toemaatje. De vaak gehoorde stelling dat in feite alle eisen van de traditionele Vlaamse beweging inmiddels zijn verwezenlijkt, sluit immers angstvallig de ogen voor wat zich afspeelt in en rond Brussel. De wijze waarop hier (al altijd) democratisch verworven wetten, regelgeving of zelfs maar ‘hoffelijkheidsakkoorden’ (wat een giller !) met de voeten worden getreden is in feite – cru maar correct samengevat – een aanfluiting van de democratische rechtsstaat. Dit thema naar behoren illustreren zou de perken van dit stuk ver te buiten gaan. Het kan (helaas) volstaan er hier aan te herinneren dat geen énkele Vlaamse partij ooit de daadwerkelijke (lees: met forse sancties afdwingbare) naleving van de taalwetgeving in en rond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot conditio sine qua non heeft gemaakt bij nationale of regionale regeringsonderhandelingen. De droeve werkelijkheid – die evenwel zo goed als nooit wordt erkend – is: dat veel Vlamingen dat chaotische multiculturele Brussel liever kwijt dan rijk zijn, en dat veel Nederlandstalige Brusselaars gruwen van het etiket ‘Vlaming’. Ook allemaal erg jammer. Ook eigen schuld.
