Commentaar bij de geschiedenis van Vlaanderen volgens Tom Waes (deel II)
Uit Meervoud nr. 286, april 2023.
André Monteyne
In deze tweede bijdrage van André Monteyne over het televisieprogramma ‘het Verhaal van Vlaanderen’, gaat hij door op belangrijke hiaten in het programma die een goed begrip over de totstandkoming van het huidige Vlaanderen in de weg staan. Tot dusver was het verhaal, ondanks lacunes, een wervelende vertelling, gekruid met een vleugje humor; het was het verhaal van het verzet van onze verre voorvaderen tegen heersers. Niet relevante, leuke of tragische incidenten maakten het levendig. In de latere afleveringen verzwakt het verhaal en wordt het eenzijdiger.
De Beeldenstorm
De 6de aflevering (Beeldenstorm) behoort naar mijn gevoel tot de meest evenwichtige. Het oorzakelijk verband tussen beeldenstorm, Alvarepressie, Egmont, 80jarige oorlog en uiteindelijk 1ste scheiding der Nederlanden wordt aan de hand van iconische gebeurtenissen en opgedoken documenten bevattelijk uitgelegd. Waes beschikte voor dit hoofdstuk over goede raadgevers.
Enkele opmerkingen :
De beeldenstorm had ook desastreuze culturele gevolgen. Waarschijnlijk gingen ontelbare kunstschatten verloren : muurschilderingen, glasramen, beeldjes, schilderijen, reliekhouders en zo voort uit de vroege middeleeuwen en de Boergondische tijd. De “Aanbidding van het Lam Gods” door de gebroeders Van Eyck kon nog nipt gered worden, maar hoeveel andere Vlaamse primitieven gingen onherroepelijk verloren? In 2020 huldigde koningin Beatrix in Schiedam een kunstwerk in van Sjef Henderickx samengesteld uit meer dan duizend brokstukken van uiteen geslagen altaren. In Brussel vernietigden protestanten het praalgraf van hertog Jan I van Brabant. Het bevond zich in het klooster van de Recolletten (ongeveer waar nu het Beursgebouw staat) dat op zijn beurt verwoest werd bij het bombardement van Brussel (1695) door het leger van Lodewijk XIV. Het was de grootste ramp van Brussel, een burgerdoelwit zonder militair belang. (Niet vermeld door Tom Waes). Een merkwaardig gevolg van de beeldenstorm is ook dat in onze gewesten vele gotische of romaanse kerkgebouwen, een barok of neogotisch interieur hebben.
De Antwerpse burgemeester Marnix van St Aldegonde (Brussel 1540Leiden 1598) die Tom Waes terecht als sluitstuk van die rampzalige zestiende eeuw centraal stelt, was, hoewel katholiek opgevoed, een vroege aanhanger van het Calvinisme. Hij was de nauwste medewerker van Willem van Oranje die hem als burgemeester van Antwerpen voorgedragen had. Hij zou de auteur geweest zijn van het Wilhelmus. Na de capitulatie van de stad (1585) trok hij met andere ZuidNederlandse intellectuelen naar het Protestantse Noorden, dat zijn gouden eeuw inzette terwijl het Zuiden Spaans –katholiek bleef.
De vertaling van de Statenbijbel was ook voor onze gewesten belangrijk. In de “Republiek van de Zeven Verenigde Nederlandse Provinciën” (1588 – 1795) zoals de nieuwe calvinistische Staat zou heten (niet vermeld door Tom Waes) werd Marnix aangezocht om een enorm project voor te bereiden : de vertaling van de (Staten)bijbel uit de twee grondtalen : Hebreeuws en Grieks. Hij overleed nog voor de aanvang van de werken. De bedoeling was de bijbel te vertalen in een taal die iedereen zou begrijpen en dus alle dialecten zou overspannen. Voor onze gewesten is belangrijk dat hoogopgeleide (protestantse) ZuidNederlanders een belangrijk aandeel hadden in het tot stand komen van het project (1637). Zo ontstond een algemeen Nederlands dat ook in onze gewesten aanvaard werd. Wel te verstaan, schriftelijk; dialecten zouden nog tot onze eeuw overleven als een waardevol immaterieel erfgoed.
Voor Outer en Heerd
In de zevende aflevering schakelt “het Verhaal” na een sprong van anderhalve eeuw over op de Brabantse revolutie. Is dan in die lange periode buiten Scherpenheuvel niets gebeurd?. Het concilie van Trente (15451563) had de misbruiken en de corruptie in de katholieke kerk aangepakt die mede het protestantisme aantrekkelijk hadden gemaakt. De Spaanse Nederlanden werden toleranter en rustiger. Onder de populaire landvoogden Albrecht en Isabella en hun eerste opvolgers beleefden onze gewesten een culturele heropleving, met internationaal gewaardeerde barokschilders als Rubens, Van Dijck enz.; ook de economie herleefde ondanks het afsluiten van de Schelde. Toegegeven, geleidelijk verzwakte dit. In de pruikentijd (18e eeuw) speelden zich talrijke buitenlandse oorlogen af op het grondgebied van onze gewesten die de bevolking passief onderging. Administratief leken de Zuidelijke Nederlanden ingedommeld. Onder de Spaanse Habsburgers waren de latere landvoogden krijgsheren of edellieden die dikwijls afwezig waren en zich weinig bemoeiden met de regionale besturen waar de verouderde gebruiken en voorrechten bleven bestaan. Dat veranderde niet tijdens het AngloBataafs Condominium (17061716), een gemiste kans om tot de hereniging der Nederlanden te komen. Maar Engeland en de Republiek wilden een bufferstaat tegen Frankrijk (wat later een rol zou spelen in de vorming van België).
Brabantse revolutie
Hoe dan ook, alles bleef bij het oude ook toen wij van Spanje overgingen naar Oostenrijk (1715). De katholieke Nederlanden leken een extreem voorbeeld van wat Adam Smith in 1776 poneerde, dat een regering niet moet tussenkomen in de economie. Dit was koren op de molen van de regionalisten.
Dat veranderde onder keizer Jozef II (17411790), die beïnvloed door de Verlichting, schoonmaak wilde scheppen in de verouderde structuren door ze bestuurlijk en gerechtelijk volledig te vernieuwen en door godsdienstige hervormingen tot in het pietluttige (wat hem de bijnaam “keizerkoster” opleverde).En vooral: hij schafte de regionale grondwetten (charters) af wat de ergernis ten top dreef. Kortom zowel de clerus als de burgerij en, voor het eerst in dit verhaal, de gewone bevolking, kwam in opstand; wat leidde tot de eerste van de behandelde revoluties, de Brabantse omwenteling. Tom Waes volgt hierbij de briljante maar verouderde Belgicistische geschiedschrijver Henri Pirenne die in deze revolutie de voorloper zag van de glorierijke Belgische omwenteling. Een fout die sommige historici maken is dat zij de beschreven gebeurtenissen en personages zien als voorafbeelding van de toekomst : niemand weet wat volgend jaar, laat staan binnen een eeuw, zal gebeuren. Om aan te tonen dat de Brabantse strijders de voorlopers zijn van de Belgische revolutie vermeldt Tom Waes de “Belgische” badge op hun uniformen. Maar zoals hij zelf zegt was “Belgium” toen de Latijnse benaming van “Nederland.” Zo bijvoorbeeld heette de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in het Latijn Belgium Foederatum. Overigens, de vlag van de opstandelingen was de Brabantse; kortom het was, zoals het woord het zegt, geen Belgische, maar een Brabantse revolutie, ook al bestreek zij achteraf een groot deel van onze gewesten..
De Boerenkrijg (1798)
Waar Jozef II niet in slaagde, zouden de Franse revolutionairen die in 1795 ons land veroverden en inlijfden, met de wapens opleggen (Tom Waes zegt weinig over die inlijving, noch maakt hij gewag van de langdurige bezetting onder Napoleon Bonaparte). Onze gewesten werden ingedeeld in Franse departementen, meestal genoemd naar plaatselijke rivieren, zoals het département de la Dyle (nu ongeveer Brabant en Brussel). Het Frans werd de enige bestuurstaal; ambtenaren, soms van ver uit het Zuiden van Frankrijk, deelden de lakens uit. Het zal wel waar zijn dat de boerenkrijgers gedreven werden door de hardhandig opgelegde dienstneming in het leger. Maar in tegenstelling tot wat men zou afleiden uit deze aflevering gebeurde de rekrutering door loting, een bijzonder asociaal systeem dat later door België zou overgenomen worden en normaal in de 8e aflevering zou moeten behandeld worden. Een andere belangrijke vaststelling die Tom Waes (uiteraard) ontgaan is : voor het eerst in de vaderlandse geschiedenis ontstaat een communautair verschil binnen onze gewesten. Tot de inval van de Franse revolutionairen trokken de Zuid Nederlanders, ongeacht hun taal (Nederlands, Frans of Duits) ;aan eenzelfde zeel : de Boerenkrijg (slogan : Nederlanders, blijft bijeen…) speelde zich vooral af in de departementen waar de bevolking Nederlands sprak; in de “Franstalige“ departementen verwekte zij nauwelijks beroering. De scheidingslijn volgde bijna letterlijk de taalgrens zoals die in die tijd bestond. Een reden kan zijn dat terwijl in onze gewesten de Franse revolutionairen als bezetters ervaren werden, zij in Luik dat zijn eigen revolutie gevoerd had, als bevrijders onthaald werden. Maar dat legt niet uit waarom dat klaarblijkelijk ook het geval was in Namen en Henegouwen.
De Belgische omwenteling (25.05.1830)
De opera La Muette de Portici waarmede dit hoofdstuk begint is in drie opzichten paradoxaal : de opera bezingt een revolutie, terwijl revoluties doorgaans stof zijn voor een opera; Fenella , het hoofdpersonage, kan niet zingen want stom doof, en de revolutionairen wilden een Franse koning maar kregen een Duitser. De bombastische opera’s van Daniel Aubert worden niet meer gespeeld tenzij geparodieerd (van zijn “Fra Diavolo” maakte het Amerikaans duo Laurel &Hardy in 1933 een dolkomische film). Van la Muette de Portici bestaan dan ook bij mijn weten geen DVD’s (wel enkele CD’s). Dit hoofdstuk vertoont een gapende lacune : de korte maar belangrijke periode (1815 1830) toen de Nederlanden opnieuw verenigd waren onder koning Willem I. Na de val van Napoleon (Waterloo) hadden de mogendheden van die tijd (Rusland, GrootBrittannië, Oostenrijk, Pruisen) (1815) beslist de herenigde Nederlanden als een bufferstaat tegen Frankrijk op te richten. Het Verenigd Koningrijk der Nederlanden was bij zijn uiteenvallen, de tweede economische macht ter wereld geworden na GrootBrittannië, dank zij het samenspel van de maritieme en handelseconomie in het Noorden en de zeer snelle industriële revolutie in het Zuiden. Zij was in onze gewesten al begonnen onder Napoleon Bonaparte, die Lieven Bauwens steunde toen die de weefmachine ‘Spinning Jenny’ uit Engeland, Gent binnen smokkelde; anderzijds hadden de gebroedersCockerill, de door de Schot James Watt uitgevonden stoommachine al geïntroduceerd in Luik (Seraing). Maar Willem I heeft persoonlijk deze industriële ontwikkeling gesteund door via de holding Algemene Nederlandsche Maatschappij ter begunstiging van de Volksvlijt (1822), (latere Société Générale), de infrastructuur te moderniseren : hij liet 300 km kanaal aanleggen van de nieuwe Gentse industriezone naar de havens van Rotterdam en Amsterdam; stimuleerde de ijzer en steenkoolindustrie in Luik en Henegouwen; bevoorrechtte de ontwikkeling van de zeehaven van Oostende en van de katoenindustrie in Gent; kortom, hij bracht de industriële revolutie die in de vorige eeuw in GrootBrittannië gestart was, op volle toeren. Maar dat weten de kijkers niet zodat zij de indruk krijgen dat de industriële revolutie de verdienste is van het nieuw Belgisch regime (achtste aflevering).
Ook cultureel verrichtte Willem I in die korte periode baanbrekend werk. Het Nederlands werd de bestuurstaal; er kwamen openbare scholen op NoordNederlands niveau; de katholieke universiteit Leuven werd hersteld, er kwamen twee nieuwe universiteiten : Gent en Luik. Men kan zonder schroom zeggen dat koning Willem I het Nederlands in onze gewesten gered heeft. Toch bestond een groot ongenoegen over zijn eigengereid optreden. Zoals Jozef II wilde hij te snel moderniseren en stootte daarbij de conservatieven en de clerus tegen de borst; ook in zijn taalbeleid was hij te drastisch : hij hield er te weinig rekening mee dat heel de ZuidNederlandse elite in de pruikentijd en tijdens twintig jaar Franse bezetting grondig verfranst was en dat hij bovendien wel genoodzaakt was veel Franse ambtenaren en militairen te behouden die niets liever wilden dan aan te sluiten bij hun vaderland. In het Protestantse Noorden kon hij op weinig steun rekenen; zijn ministers en raadslieden (meestal NoordNederlanders) keken neer op het Zuiden. Daar kwam bij dat in 1830 de oogst mislukt was met hongersnood tot gevolg.
Tot overmaat van ramp werden de rellen en plunderingen die na de opera uitbraken, door het leger met vuurschoten beantwoord, terwijl de plaatselijke ordehandhavers het lieten afweten, wat van de rellen een echte revolutie maakte. Zij werd snel gesteund door een legertje van Luik (en Loon) dat zich als een Frans gebied beschouwde en ongewild door de Europese mogendheden bij de Nederlanden was gevoegd. Ook uit Henegouwen snelden vrijwilligers de opstandelingen ter hulp. Willem had bovendien te maken met desertie op grote schaal van militairen die terug naar Frankrijk of naar de oude gewoonten wilden. Een voorlopig bewind nam de macht over en riep de onafhankelijkheid uit. Niet iedereen was het hiermee eens, zoals het riedeltje WWW (Wilde Willem wijzer worden, wij willen Willem weer) op de muren aantoont. Vooral in Vlaanderen dat terecht een zware economische achteruitgang vreesde was de tegenstand van de burgerij en de ondernemers groot. Zij kreeg de vorm van het ”orangisme” waar het nieuw regime hard tegen optrad.
Ondanks de zeer liberale grondwet werd de vrijheid van mening in de praktijk afgeschaft; er heerste een ware terreur, bezittingen van Orangisten werden in beslag genomen of vernietigd; zelfs mishandelingen werden niet geschuwd. Het nieuw regime draaide een groot deel van de maatregelen van Willem I terug : zij schafte alle openbare scholen af; in Vlaanderen werd het Nederlands niet getolereerd. De doorslag gaf een jaar later een Franse militaire inval, die zich pas terugtrok toen de Hollandse legeraanvoerder, de zoon van de koning, de latere Willem II, de afscheiding erkende. En zo kwam een einde aan een beloftevol project, de 2e hereniging van de Nederlanden.
Een Duitse koning
Willem had steun verhoopt van de mogendheden. Maar dat viel tegen : Rusland zat met een opstand in Polen, Pruisen deed niets zonder rugdekking door Rusland, “perfide Albion” zag een verzwakking van wat een grote economische concurrent was geworden, wel zitten, zolang de nieuwe staat een buffer bleef tegen Frankrijk. De leiders van die (niet alle) opstandelingen die terug naar Frankrijk wilden waren dan ook ontgoocheld. De nieuwe Franse (burger) koning Louis Philippe weigerde de Belgische kroon voor zijn zoon, de hertog van Nemours. Andere kandidaten werden niet aanvaard door de Belgen, die inmiddels een voorlopig bewind met een parlement hadden opgericht met aan het hoofd een Luikenaar (of beter een Lonenaar) als regent. Na talrijke onderhandelingen stelden de Britten, Leopold van Saksen Coburg en Gotha voor, de weduwnaar van de Britse kroonprinses Charlotte. Uiteindelijk konden de Belgen hiermee akkoord gaan op voorwaarde dat hij trouwde met de 20 jaar jongere dochter van de Franse koning, LouiseMarie van Orleans. Dit gebeurde op 08.08.1832 in Compiègne (Frankrijk). Beiden konden zich hierbij neerleggen : dit was een politiek huwelijk : zij konden allebei hun eigen buitenechtelijke weg opgaan. Na enkele jaren kwam verzoening en rust. België ontsnapte aan de revolutionaire bewegingen die overal Europa beroerden en o.a. koning Louis Philippe zijn troon kostte.
Vervolg (laatste aflevering) : “van het verhaal van Vlaanderen volgens Tom Waes tot het verhaal van België met een scheutje PvdA.