Adolf Eichmann op de Tempelberg
Uit Meervoud nr. 291, november 2023.
Door Rudi Coel.
Israël is naar de Filistijnen.
“De staat Israël moest en zou deels op religieuze grond en met het nodige geweld gecreëerd worden. Naar de belangen en situatie van de Palestijnse bevolking, die er al eeuwenlang woonde, werd niet gekeken. De zionisten verkondigden Palestina als een zo goed als leeg gebied dat wachtte op de voorspelde terugkeer van de joodse bevolking, op basis van een religieuze tekst, en beschouwden wie er op dat moment woonde als een bezetter die van het grondgebied verdreven moest worden. Zionistische organisaties promootten actief een ‘terugkeer’ naar het Heilige Land en joodse kolonisten kochten Palestijnse grond op. Palestijnen werden langzamerhand verdreven van het grondgebied dat hun overgrootouders reeds generatieslang bewerkten, wat zou uitmonden in de eerste opstanden. De joodse paramilitaire Hagana werd opgericht om de zionistische belangen in Palestina te verdedigen en voerde actief terroristische aanvallen uit op Palestijnse burgers. Een dergelijk raciaal en religieusextremistisch denken van het zionisme moest uiteraard uitmonden in wat door de Palestijnen de AlNakba (ramp) genoemd wordt: tussen 1947 en 1949 werden tussen de 700.000 en 900.000 Palestijnen actief van hun grondgebied verdreven. Velen werden vermoord door zionistische milities die later zouden opgaan in het Israëlisch leger. Honderden Palestijnse dorpen werden met de grond gelijk gemaakt.” Bij deze Bedenkingen bij het IsraëlischPalestijns conflict van Jef Nyssen in het vorig Meervoudnummer heb ik ook mijn bedenkingen, om het mild uit te drukken.
Het zionisme is ontstaan als gevolg van jodendiscriminatie en vervolgingen. Enkel een eigen thuisland, een Joodse staat, waarin Joden niet langer onder de heerschappij van anderen zouden leven, zou aan die toestand een einde kunnen maken. Palestina was daarbij de eerste keuze. Niet zozeer uit religieuze gronden, want de zionisten waren in overgrote meerderheid seculier. In Der Judenstaat van Theodor Herzl werd met geen woord over de Bijbelse belofte gerept. Evenmin vind ik verwijzingen in toespraken op het Eerste Zionistisch Congres. Het is dan ook ongepast te reppen over de “staat als religieus project” en “een staat gecreëerd op basis van een godsdienstig boek en religieus dogma”. De aanspraak van de zionisten op Palestina was historisch van aard. “Palästina ist unsere unvergessliche historische Heimat“, schreef Herzl. Net zoals de Palestijnen terug willen keren naar de gebieden uit dewelke ze gevlucht waren of verdreven werden, wilden de Joden dat. Ze wilden terug naar waar ze vandaan kwamen.
De joden zijn geen Joden.
Maar dat klopt niet, zo moet ik nu vernemen via de heer Nyssen. De Joden zouden helemaal geen aanspraak kunnen maken op terugkeer naar Israël als hun historisch land van oorsprong, aangezien zij in veel mindere mate dan de Palestijnen (genetisch) zouden afstammen van de Joden die daar woonden ten tijde van de Romeinen. De meeste Joden zouden namelijk niet zijn gedeporteerd of gevlucht na het neerslaan van de Joodse opstanden in de eerste en de tweede eeuw na Christus, maar ter plekke zijn gebleven, en zouden zich in de loop der eeuwen eerst tot het christendom en daarna tot de islam bekeerd hebben. De Palestijnen zijn dus de echte etnische Joden, en niet de joden, die namelijk in hoge mate zouden afstammen van volkeren die zich tot het jodendom bekeerden, met name de Turkse Khazaren. Deze stelling van o.a. de Israëlische historicus Shlomo Sand en de Israëlische geneticus Eran Elhaik lijkt in de eerste plaats gedreven door politieke motieven, waarbij historisch en genetisch onderzoek wordt aangestuurd door de antizionistische premisse in plaats van omgekeerd. De Khazaarse hypothese wordt door haast niemand ernstig genomen, omdat er geen bewijsmateriaal is te vinden over de omvang van de bekering. Het jodendom is overigens geen godsdienst die actief bekeerde, in tegenstelling tot het christendom en de islam, los van het feit of dat veel slaagkans zou gehad hadden in omgevingen die vijandig tegenover de joden stonden, zoals de christelijke en de islamitische wereld.
Er is onderzoek waaruit zou blijken dat Samaritanen, waarvan niet betwist wordt dat ze in Israël bleven tijdens de deportatie door de Assyriërs in de achtste eeuw voor Christus, en de Joden, langs de patrilineaire lijn, significante gelijkenissen hebben, en dat hun Ychromosomen meer affiniteit met elkaar zouden hebben dat bv. met de Palestijnen. Maar goed, stel dat de Palestijnen inderdaad de oorspronkelijke Joden zijn, dan volstaat het dat ze zich terug bekeren tot het geloof van hun voorvaderen, want als joden vallen ze dan onder het recht op terugkeer naar Israël.
De Palestijnen zijn geen Arabieren.
Al ben ik ervan overtuigd dat de Palestijnen niet graag zullen horen dat ze geen Arabieren zijn en dat ze verwant zijn aan de Joden of zelfs die Joden zijn. Er zijn anderzijds studies die stellen dat godsdienstige overtuiging een sterke impact had op het genoom van de Levantijnen. In het bijzonder lijkt de bekering van de bevolking in de regio tot de islam grote herschikkingen in de relaties tussen de bevolkingen te hebben veroorzaakt door vermenging met cultureel vergelijkbare maar geografisch afgelegen populaties, wat heeft geleid tot genetische overeenkomsten tussen opmerkelijk verafgelegen populaties. Waardoor er genetische verschillen zijn tussen christelijke en islamitische Palestijnen.
Waarbij ik dan nog vermeld dat er ten tijde van de heer Mohammed op het Arabisch schiereiland meerdere Joodse stammen waren, deels uit de diaspora, maar ook bekeerlingen, met name het koninkrijk Himyar in het huidige Jemen, waarvan minstens enkele koningen overgestapt waren naar het judaïsme.
Arabieren zijn geen Arabieren.
In het kader van deze discussie dient waarheidsgetrouw toegevoegd dat het merendeel van de mensen die denken dat ze Arabieren zijn, dat genetisch helemaal niet zijn. Dat geldt zowel voor de Marokkanen, Tunesiërs, Algerijnen en Libiërs, die voor 99% gearabiseerde Berbers zijn, als voor de Egyptenaren, die eveneens taalkundig gearabiseerd zijn. A case of mistaken identity, noemt men dat in het Engels: identiteitsverwisseling.
Kanaänieten
DNAonderzoek uit 2020 toont aan dat het genetisch erfgoed van de Kanaänieten, de zogenaamde preHebreeuwse autochhone bevolking, voortleeft bij zowel Palestijnen als Joden. In dat Kanaänitisch DNA is overigens ook Kakausisch DNA aanwezig waardoor de Kanaänieten zelf een menging zouden zijn van een Neolitische oerbevolking en inwijkers uit de Kaukasus. “We laten zien dat het genoom van hedendaagse groepen die geografisch en historisch verbonden zijn met de Bronstijd Levant, inclusief de grote meerderheid van de hedendaagse Joodse groepen en Levantijnse Arabisch sprekende groepen, consistent is met 50% of meer van hun voorouders van mensen die verwant zijn aan groepen die leefden in de BronstijdLevant en de KopertijdZagros. Deze hedendaagse groepen laten ook voorouders zien die niet gemodelleerd kunnen worden door de beschikbare oude DNAgegevens, wat het belang benadrukt van andere belangrijke genetische effecten op de regio sinds de Bronstijd.”
Zoek de 10 verschillen
Dit alles vergemakkelijkt het beantwoorden van de vraag wie wie is, en wie er eerst was, zeker niet. Waarbij ik me wel afvraag hoe het komt dat, terwijl ik bij de heer Nyssen lees dat de Joden helemaal geen Joden zouden zijn, of dat ze fel vermengd zijn, ik bij het zien van de fysionomie van Barbara Streisand of Amy Winehousedeze naadloos herken als Joden, waarbij ik meteen toegeef dat ik Joden en Palestijnen op elkaar vind lijken, ook hun lijken.
Kopen staat niet gelijk aan verdrijven.
Hoe dan ook zijn er Joden terug en hoe dan ook woonden er mensen in het land waarnaar ze terugkeerden, al dan niet tussen aanhalingstekens. Tijdens het Ottomaanse rijk en het Brits Mandaat kochten de Joden gronden op, meest van grootgrondbezitters, waaronder ook de prominente Hoesseini en Nasjaasjiebifamilies.“Zionistische landaankopen en nederzettingen concentreerden zich op de kustvlakte tussen net ten zuiden van Jaffa en Haifa en op de Jizreël en Jordaanvalleien. Deze gebieden, vaak moerassig, waren grotendeels onbewoond en onbebouwd. Het was in deze nog steeds grotendeels onbewoonde reserve deze vlaktes en valleien dat de Zionisten oprukten, waarbij ze sommige Arabieren die er woonden onteigenden of anderen ervan weerhielden zich er te vestigen“, schrijft Israëlisch historicus Benny Morris, die tot de school van de zogenaamde Nieuwe Historici behoort. Dat kan men slechts deels verdrijving van de Palestijnen noemen van “het grondgebied dat hun overgrootouders reeds generatielang bewerkten”, en dan zeker geen gewelddadige. De Joodse nederzettingen kwamen sowieso niet in de plaats van Palestijnse dorpen, ze waren nieuw. De Britse Peelcommissie schreef in 1937: “Een groot deel van het land waar nu sinaasappelboomgaarden staan, bestond uit zandduinen of moerassen en was niet bebouwd toen het werd gekocht. Het tekort aan land is minder te wijten aan de hoeveelheid land die de Joden hebben verworven dan aan de toename van de Arabische bevolking.” Van 1922 tot 1944 steeg de globale bevolking met 131%. Het aantal Joden verzesvoudigde, voornamelijk door migratie (74% van de stijging), terwijl dat van de moslims bijna verdubbelde (+80%, 96% daarvan door natuurlijke groei).
In 1940 vaardigden de Britten naast beperkingen aan de Joodse inwijking overigens Landoverdrachtregels uit, waarbij in Zone A (voornamelijk het hoogland) geen landverkoop mocht plaatsvinden aan iemand anders dan een Palestijnse Arabier, tenzij met toestemming van de Hoge Commissaris, in Zone B überhaupt geen verkoop van een Palestijnse Arabier aan iemand anders dan een Palestijnse Arabier, tenzij in uitzonderlijke gevallen en enkel in de Vrije Zone (de kuststrook, die het hartland van het toekomstige Israël zou vormen) de verkoop vrij was. In 1945 hadden de Arabieren gemiddeld 68% van de landbouwgronden in privéeigendom, wat ongeveer overkwam met hun aandeel in de bevolking, waarbij de Joodse bezittingen zich in de kust concentreerden, zonder dat zij ook daar de meerderheid van de gronden in eigendom hadden. Tijdens geen van deze periodes waren de Joden de machthebbers.
Vlamingen worden geboren met een baksteen in hun maag, Palestijnen met een baksteen in hun hand.
Er waren voor de oorlog daadwerkelijk Palestijnse opstanden, waarbij Joodse burgers werden aangevallen en vermoord, wat dan weer tot tegengeweld leidde. Het is daarom dichter bij de waarheid te schrijven dat de Hagana haar oorsprong vond in de bescherming van Joodse burgers en nederzettingen dan te stellen dat deze organisatie terroristische aanvallen uitvoerde op Palestijnse burgers zoals de heer Nyssen doet. Het woord Hagana betekent trouwens verdediging of bescherming. Men kan evengoed stellen dat het de Palestijnen waren die terroristische aanvallen uitvoerden op Joodse burgers.
Gij zult bevinden dat de hevigsten der mensen in vijandschap jegens hen die geloven de joden zijn (Soera De Gedekte Tafel).
Dat de Palestijnen het moeilijk hadden met de Joodse inwijking en met opkopen van gronden, had deels religieuze gronden. Want waarin onderscheidden ze zich anders van de joden? Er kwam een flinke scheut antisemitisme aan te pas. Of is het de schuld van de Joden dat Mohammed Amin alHusseini, zowel voor, tijdens als na WOII één van de belangrijkste Palestijnse leiders, tijdens de oorlog op de koffie ging bij de heer Hitler en actief moslims wierf voor de SS, Hamas avant la lettre? Zoals het zionisme van voor de oorlog verantwoordelijk gesteld wordt voor zijn daden tijdens de oorlog, zo zal het zionisme van vandaag wel verantwoordelijk zijn voor de daden van “Hamas, Hamas, alle joden aan het gas.”
Opdeling en opstand
Reeds voor de oorlog waren er plannen om het grondgebied op te delen, waarbij de Peelcommissie voorstelde om de Joden 20% van het land te geven, weliswaar het meest vruchtbare deel. De hele zaak kwam in een stroomversnelling door de Holocaust, en leidde tot een nieuw opdelingsplan onder auspiciën van de Verenigde Naties dat ter stemming werd voorgelegd aan de Algemene Vergadering. Jeruzalem met het gebied daarrond (o.a. Bethlehem) zou onder internationaal toezicht komen te staan. De Joden kregen 56% van het grondgebied van het Britse Mandaatgebied Palestina, met als kanttekening dat die voor het grootste deel bestond uit de Negevwoestijn en dat de belangrijkste aquifers in het Hoogland lagen dat voor de Palestijnen was bestemd, en als tweede dat terwijl de Joden in het ‘Palestijns’ gebied slechts een kleine groep van 1% percent vertegenwoordigden op een totale bevolking van 735.000, de nietJoden in het ‘Joods’ gebied 45% van de bevolking uitmaakten, abstractie makend van de toekomstige Joodse immigratie. Vanzelfsprekend kan men Palestijns politicus Awni Abd alHadi, die een rol speelde in de grootste vooroorlogse opstand (193639), begrijpen wanneer die stelde dat “de Palestijnen niet inzagen waarom zij moesten betalen voor de Holocaust. Ze zagen niet in waarom het niet eerlijk was voor de Joden om een minderheid te vormen in een unitaire Palestijnse staat, terwijl het voor bijna de helft van de Palestijnse bevolking, de inheemse meerderheid op haar eigen voorouderlijke grondgebied, eerlijk was om van de ene op de andere dag te worden omgezet in een minderheid onder vreemd bestuur.” Maar dan wel een minderheid met volledige burgerrechten waaronder stemrecht.
De opdelingsresolutie werd op 29 november 1947, goedgekeurd met 33 tegen 13, bij 10 onthoudingen waaronder het Verenigd Koninkrijk, de vereiste tweederdenmeerderheid. Dat de zionisten daarbij druk uitoefenden kan niet betwist worden, maar ook de Arabieren waren niet vies van omkooppogingen.
Noch de Palestijnen noch de Arabische staten konden zich vinden in de opdeling, wat begrijpelijk is aangezien die over de hoofden van de Palestijnen heen was beslist. Er ontbarstte een gewapend conflict, dat startte met aanvallen door Palestijnen, en daarna, nadat de Britten zich op 15 mei 1948 hadden teruggetrokken, met een inval door een aantal Arabische staten, met als belangrijkste Egypte, Syrië, Transjordanië en Irak. Het is niet onbelangrijk aan te snijden dat in de resolutie voorzien was dat het bestuur in een eerste fase geleidelijk zou overgedragen worden naar een Commissie samengesteld door telkens één afgevaardigde van vijf VNlidstaten, om een vreedzame overgang naar onafhankelijkheid mogelijk te maken. De Britten lieten het echter zo ver niet komen, zodat de commissie haar werk niet kon doen, en trokken zich ook vroeger terug dan was afgesproken. Bovendien liet de Britse troepenmacht, die in 1947 rond de 100.000 manschappen telde, hoofdzakelijk betijen. Anders was allicht niet gebeurd wat gebeurde en wat nu nog altijd nawerking vindt.
Na de goedkeuring van de resolutie waren er in de Arabische wereld betogingen waarin onder meer werd opgeroepen tot een Heilige Oorlog, en eveneens antiJoodse rellen, waarbij ook doden vielen onder andere in de toenmalige Britse Kroonkolonie Aden en in Syrië (Aleppo). Ook in het Mandaatgebied kwam het tot onlusten, met aanvallen op burgers, en represailles, waarbij de Hagana, die de kern zou vormen van het Israëlisch leger, en vooral bestond uit leden van de sociaaldemocratische Mapaipartij en de marxistische Mapam, zich veel behoudender gedroeg dan de Irgoen, ontsprongen uit de rechtse zogenaamde revisionistische zionistische beweging, met als leider de latere Israëlische premier Menachem Begin, in 1946 verantwoordelijk voor het opblazen van het Koning Davidhotel, het Brits militaire hoofdkwartier en dan de Lechi, beter bekend als de Stern, naar oprichter Avraham Stern, die in WOII vruchteloos een akkoord trachtte te sluiten met Duitsland, opdat dit Joodse emigratie en de oprichting van een Joodse staat zou bevorderen, in ruil waarvoor de Britten met geweld zouden bestreden worden.
En het kwam tot een gewapend conflict, dat zich in de aanvang afspeelde op het grondgebied dat aan de Joden was gegund, met aanvallen door het Arabisch Bevrijdingsleger, dat bestond uit buitenlandse vrijwilligers, Palestijnse gewapende organisaties zoals het Leger van de Heilige Oorlog, en Arabische dorpsmilities, op Joodse stedelijke wijken, nederzettingen en op aanvoerlijnen naar die nederzettingen en vooral naar Jeruzalem, dat 100.000 Joodse inwoners had. Vooral in die aanvallen op de aanvoerlijnen waren ze zeer succesvol, zo succesvol dat, hoewel de Arabieren er niet in slaagden nederzettingen in te nemen, de steun voor de opdeling in de internationale gemeenschap begon af te kalven en er plannen ontstonden om die op te schorten en het gebied onder VNvoogdij te stellen. In deze fase waren de Joden in de verdediging, werd er geen grondgebied veroverd buiten het Joods deel, werden er nagenoeg geen Arabische dorpen ingenomen of vernield, en waren er dus ook nog niet veel Palestijnse vluchtelingen.
Plan D is geen ZyklonB.
Al dit laatste gebeurde pas toen de Joden in de tegenaanval gingen, in de vroege lente van 1948, gezien de defensieve aanpak uitzichtloos was, en in de wetenschap dat Arabische legers na de Britse terugtrekking hun grondgebied zouden aanvallen. De Joodse strategie kan enkel begrepen worden door eraan herinnerd te worden dat nagenoeg de helft van de bevolking van het Joods deel uit Palestijnen bestond, dat er dus Palestijnse wijken in de steden waren, en dat er Palestijnse dorpen tussen de Joodse nederzettingen lagen, waarvan sommige, met name in de Negev, geïsoleerd waren. Het is ook noodzakelijk de kaart van het Opdelingsplan te bekijken. Wie dat doet, kan het ten eerste niet ontgaan dat Jeruzalem, met zoals geschreven honderdduizend Joodse inwoners, midden in het Arabisch gebied lag. Ten tweede dat de Arabische enclave Jaffa zich vlak bij de Joodse hoofdstad Tel Aviv bevond. Ten derde dat het Joods gebied bestond uit drie stukken, waarbij het kustgedeelte, dat nergens breder dan twintig kilometer was, het zuidelijk en het noordelijk deel slechts met een zogenaamd kuspuntje raakte. Vanuit het zuidelijk Arabisch deel, dat via een brede strook van de Negev aan Egypte grensde, stak de Gazastrook als een wig in het Joods gebied, net als het noordelijk Arabisch deel als een wig vanaf de Libanese grens in de Joodse noordelijke stukken stak en die haast doormidden spleet, met alle gevaren ingeval van een inval door het geregelde Libanese leger, die zich uiteindelijk niet voordeed, wat niet wegnam dat het gebied de offensieve uitvalsbasis van het Arabisch Bevrijdingsleger was. Tot slot keken de hoger gelegen Arabische gebieden op de Westelijke Jordaanoever neer op de kustvlakte, het Joodse hartland, met de grootste Joodse steden en nederzettingen. “Het doel van het operationele planD is de controle te verkrijgen over de gebieden van de Joodse staat en diens grenzen te verdedigen. Tevens is het streven controle te verkrijgen over Joodse nederzettingen en bevolkingsconcentraties buiten de grenzen van de Joodse staat tegen reguliere, semireguliere en kleine troepenmachten van basissen buiten of binnen de ontluikende Joodse staat.” Dus nam men Arabische wijken en dorpen in Joods gebied in, om het gevaar van een vijfde kolonne te ontmijnen, nam men de enclave Jaffa in, nam men dorpen langs de aanvoerlijnen naar Jeruzalem in, en toen de Arabische inval inderdaad bewaarheid werd, veroverde men de brede strook waarmee de Negev aan Egypte grensde, veroverde men de noordelijke Arabische wig, en verbreedde men ten koste van Arabisch gebied het territorium in het midden, zodat Jeruzalem niet langer een eiland was in het Arabisch deel en zodat het grondgebied van noord tot zuid doorlopend werd, met grenzen die ook in de toekomst veel makkelijker te verdedigen zouden zijn. Het grootste deel van de Westelijke Jordaanoever werd echter ongemoeid gelaten.
Vanaf het Joods offensief sloegen Palestijnse burgers op de vlucht. Dat was de zionisten, die de aanwezigheid van een grote Palestijnse minderheid op ‘hun’ grondgebied als problematisch ervoeren, allesbehalve ongevallig, omdat op deze manier hun territorium homogener Joods zou worden. Op een gegeven ogenblik ging men ook bewust Palestijnen verdrijven, waarbij burgers vermoord worden, en vonden er ontegensprekelijk misdaden tegen de menselijkheid plaats, met name in Deir Yassin, met de kanttekening dat deze slachtpartij voor rekening van de Irgoen was, zonder dat dit alles echter een universeel, consequent en bewust opgezet beleid was, voert Benny Morris aan. Evenmin waren de Joden altijd al van plan geweest om de nietJoden uit hun deel te verwijderen, ook zonder Palestijnse en Arabische agressie. “Het is waar dat [later premier] David BenGoerion en [later president] Chaim Weizmann in de jaren dertig en begin jaren veertig de verplaatsing van Arabieren uit het gebied van de toekomstige Joodse staat steunden. Maar later steunden zij het besluit van de VN, waarvan het plan meer dan 400.000 Arabieren op hun plek liet. Het is ook waar dat BenGoerion zijn officieren vanaf een bepaald punt tijdens de oorlog liet begrijpen dat het de voorkeur had dat zo min mogelijk Arabieren in het nieuwe land bleven, maar hij gaf hen nooit het bevel de Arabieren te verdrijven.” Inderdaad werden niet alle Palestijnen verdreven uit de Joodse gebieden. Het beste bewijs daarvan is dat deze Arabieren met de Israëlische nationaliteit er op dit ogenblik 20% van de bevolking vormen. In Haifa vroegen de Joden de Arabische bevolking overigens vergeefs om te blijven. Veel vluchtelingen hoopten vanzelfsprekend snel definitief te zullen terugkeren, in het zog van de Arabische legers, na dier overwinning. Maar sommigen probeerden dit reeds tijdens het lange bestand (julioktober 1948) in de vijandelijkheden. Morris beschreef hoe de Joodse strijdkrachten dit beletten, onder andere omdat men een nieuwe vijfde kolonne en de infiltratie van vijandelijke manschappen achter de linies vreesde, maar niet enkel om die reden. Hongerige vluchtelingen die terugkeerden om hun velden te oogsten, werden teruggedreven met geweld, waarbij ook slachtoffers vielen. Vanaf de offensieve fase werden er ook dorpen, na bezetting en verdrijving, met de grond gelijk gemaakt, deels uit wraak, deels omdat de Joden niet genoeg troepen bezaten om ze permanent te bezetten, en ze op deze manier wilden beletten dat ze herbezet zouden worden door Arabische milities en als uitvalsbasis gebruikt. Maar er zat nog meer achter. De vernietiging van Arabische dorpen betekende dat de oorspronkelijke inwoners niet terug zouden keren, waardoor er meer grond beschikbaar werd voor Joods gebruik, want ook tijdens de oorlog, die duurde van 1947 tot 1949, bleef de Joodse inwijking massaal verder gaan. Daarbij ging het dan ook om Joodse vluchtelingen uit de Arabische en islamitische wereld als gevolg van het antiJoods geweld en klimaat aldaar. Daar hoort men niets over. Er wordt geschat dat er van de 800.000 Joden in NoordAfrika en het MiddenOosten er in 2018 ongeveer 4.000 overbleven. De meerderheid kwam in Israël terecht.
Vooral Mapamministers hadden voorbehoud bij de vernietiging van Arabische dorpen, omdat ze vreesden dat dit beleid en het niet laten terugkeren van vluchtelingen het aantal vijanden van Israël zou verhogen. Ook anderen waren er tegen, maar dan enkel omdat ze het zonde vonden huizen in dorpen en steden met de grond gelijk te maken terwijl de Joodse staat met een woningentekort zat voor de Joodse migranten (olim). Die werden onder meer gehuisvest in Arabische stedelijke wijken, minder in dorpen, waarvan de behuizing vaak ongeschikt werd gevonden. In 1948 en 1949 kwamen er ook liefst 180 nieuwe nederzettingen, meest op in beslag genomen Arabisch land, ook buiten het aan de Joden toegewezen deel in de Opdelingsresolutie, vaak aan de grenzen. Zo schiep het uiteindelijk succesvol verloop van de oorlog, die niet door de Joden gewild was, en evenmin zonder gevaar was geweest voor hun staatkundig voortbestaan, voor de zionisten ook onverhoopte kansen. Maar dat alles stond niet vooraf vast.
Doden rijmt op Joden.
Men kan zich inderdaad met reden afvragen waarom de Palestijnse milities, aangezien eind 1948 de Palestijnen in het volledige grondgebied 67% van de bevolking uitmaakten, en waarom de Arabische legers er niet in slaagden over Israël heen te walsen. Ten eerste waren de Joden veel gemotiveerder, gezien het over hun overleven ging, waarmee ze enige historische ervaring hadden, en moet men de Arabische legers niet overschatten. Men mag niet uit het oog verliezen dat de voorlopers van die legers in Egypte, Irak, Libanon, Syrië en Transjordanië door de Britten en de Fransen in de eerste plaats waren opgericht voor binnenlandse ordehandhaving, niet voor een aanvalsoorlog. Waren de Arabische legers aanvankelijk beter uitgerust met geschut, gepantserde voertuigen, tanks en vliegtuigen, dan kwamen zij, toen een wapenembargo werd afgekondigd, snel in bevoorradingsproblemen, terwijl de Joden, die ook een bescheiden eigen wapenindustrie opzetten, dit veel handiger wisten te omzeilen. In de feiten waren de Arabische legers al snel in de numerieke minderheid tegenover de kiem van het Israëlisch leger, dat massaal mobiliseerde, zowel mannen als vrouwen (in hulptaken). Vervolgens hadden de Arabische staten ook uiteenlopende en strijdige doeleinden, waardoor van het aanvankelijk gezamenlijk plan, dat erin bestond de Joden vanuit het noorden, het zuiden en het oosten in de tang te nemen, uiteindelijk niets in huis kwam, en er in de feiten geen eengemaakt commando was. Zo viel Libanon uiteindelijk niet aan, voornamelijk door verzet van de christenen. Zo was het Transjordanië, dat met het door de Britse luitenantgeneraal Sir John Bagot Glubb en Britse officieren geleid Arabisch legioen veruit het beste leger had, in de feiten niet te doen om de verdediging van de Palestijnen en zeker niet om de vernietiging van de Joodse staat, maar om de aanhechting van de Westelijke Jordaanoever. Daarover waren er trouwens afspraken tussen de latere premier Golda Meyerson en de Transjordaanse Koning Abdullah I, die instemde met de opdeling, al beweerde hij in het openbaar vanzelfsprekend anders. De Joden en de Transjordaniërs kwamen enkel in militair conflict rond Jeruzalem, waarbij die laatsten OostJeruzalem innamen, met inbegrip van de Joodse Oude Stad, waaruit de inwoners verdreven werden. Transjordanië annexeerde de Westbank en OostJeruzalem later, zodat het land Jordanië ging noemen, in plaats van dat gebied aan de Palestijnen af te staan voor hun eigen staat. Zowel Transjordanië als Syrië contesteerden namelijk de naoorlogse grenzen van Wereldoorlog I, die zij als koloniaal bestempelden, zodat men de Palestijnen even goed of zelfs beter kan omschrijven als de Arabischtalige inwoners van het voormalige Mandaatgebied dan als een afzonderlijk volk, en streefden naar een GrootSyrië, dat zowel Syrië, als Libanon als ‘Palestina’ zou omvatten. In plaats van het tot stand brengen van een Palestijnse staat, al dan niet in het volledige Mandaatgebied, hadden zij hun eigen territoriale doelen voor ogen, net als Egypte, dat Gaza de facto aanhechtte, met een marionettenregering die tot 1959 bestond als een departement van de Arabische liga, toen Egyptisch dictator Nasser ze ontbond. De Irakezen hadden dan weer vooral belangstelling in het bereiken van Haifa, en het veroveren van het gebied aan weerszijden van de Irakese Petroleummaatschappijpijplijn, die olie uit de velden in de omgeving van Mosoel naar de haven van Haifa pompte.
Het is de schuld van de Joden
Gezien het feit dat het de Palestijnse milities, de Arabische gewapende groepen en de Arabische legers waren die aanvielen, is het niet enkel kort door de bocht maar zelfs zwaar uit de bocht de Palestijnen voor te stellen als de hulpeloze slachtoffers van Joodse agressie door te schrijven dat het “raciaal en religieusextremistisch denken van het zionisme moest uitmonden in wat door de Palestijnen de AlNakba (‘ramp’ of ‘catastrofe’) genoemd wordt: tussen 1947 en 1949 werden tussen de 700.000 en 900.000 Palestijnen actief van hun grondgebied verdreven. Velen werden vermoord door zionistische milities die later zouden opgaan in het Israëlische leger. Honderden Palestijnse dorpen werden met de grond gelijk gemaakt.” Los van hetfeit dat er ook slachtpartijen van Palestijnen op Joden plaatsvonden, en abstractie makend van de antiJoodse rellen en maatregelen in de Arabische staten, die leidden tot de uittocht van veel Joden uit die landen, deels naar Israël, wordt deze ontegensprekelijke tragedie, die vier zinnen krijgt toegemeten op een tekst van drie bladzijden, selectief in Joodse schoenen geschoven. Dat is zeer zwaar bij de voorhuid getrokken.
Eigen schuld, kamelenbult
De hele tragedie zou niet hebben plaatsgevonden indien de Palestijnen zich hadden neergelegd bij de opdeling, en indien zij de Joden en de Arabische legers Israel niet hadden aangevallen. Er zouden nu twee staten bestaan, met een Israël dat niet enkel kleiner zou zijn, maar met een nog significantere Arabische bevolking dan nu. Dat verklaarde ook minister van Buitenlandse Zaken Moshe Shertok: “Ware de oorlog er er niet geweest, dan zouden de Arabieren hun dorpen niet hebben verlaten, noch zouden wij hen daaruit verdreven hebben. Hadden zij de beslissing van 29 november aanvaard, dan was er een volledig verschillende Joodse staat ontstaan. In essentie zou de staat Israël het leven hebben gezien met een grote Arabische minderheid, die haar stempel zou gedrukt hebben op die staat, de regeringsvorm, en een organisch deel van de staat gevormd zou hebben.” Men kan begrijpen dat ze niet akkoord gingen met de opdeling. Ze vielen aan in de zekerheid dat ze zouden overwinnen, maar ze verloren en droegen de gevolgen.
Moet er nog zand zijn?
Palestijnen vluchtten of werden verdreven, maar ten minste konden zij ergens naartoe vluchten, in tegenstelling tot de Joden, moest het conflict in hun nadeel zijn beslecht, tenzij dan in de zee. “From the river to the sea, Palestina will be free. Van de Jordaan tot de Middellandse zee zal Palestina vrij zijn.” Het is een slagzin die ook meegedragen werd op de recente proPalestijnse betogingen in Brussel in Antwerpen. Die boodschap houdt in alle geval het verdwijnen van de Joodse staat in, in een eerder stuk van de heer Nyssen omschreven als “de zionistische entiteit” de nachtmerrie van de ene is de droom van de andere en betekent voor sommigen eveneens een Palestina vrij van Joden. In het Handvest van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie stond overigens: “De Palestijnen zijn de Arabische burgers die tot [29 november] 1947 regulier in Palestina woonden, ongeacht of ze er daarna uitgezet werden of er bleven. Iedereen die na die datum werd geboren uit een Palestijnse vader binnen of buiten Palestina is ook een Palestijn. De Joden die regulier in Palestina verbleven tot het begin van de zionistische invasie 1947? Of 1917?: mijn opmerking – zullen als Palestijnen worden beschouwd.” Wat moest er dan gebeuren met Joden die niet als Palestijn werden beschouwd? In het Handvest van Hamas uit 1988 wordt Imam Hassan ElBanna, grondlegger van de Moslimbroederschap aangehaald. “Israël zal opkomen en overeind blijven tot de islam het elimineert.”
Het is de schuld van de zionisten
Tijdens de oorlog maakten Palestijnse en reguliere Arabische troepen ook Joodse nederzettingen met de grond gelijk en verdreven de inwoners, en gebruikten ze kreten als “Slacht de Joden af” en “God is groot”, een kreet die ook weerklonk toen het lichaam van de ontvoerde DuitsJoodse liefdesfestivalgangster Shani Louk in de laadbak van een jeep door de straten van Gaza gereden en bespuwd werd temidden een juichende menigte. Morris stelt daarom dat “de oorlog van 1948 vanuit het perspectief van de Arabieren evenzeer, zo niet meer, een godsdienstoorlog was als een nationalistische oorlog over grondgebied. Het grondgebied zelf was heilig: de schending ervan door ongelovigen was op zich reden genoeg om een heilge oorlog te starten, een door God verordende noodzaak zelfs.” De verwijzingen naar een dergelijke djihad waren legio, bijvoorbeeld in de mond van Koning Abdullah, toen die zijn legioen, niet op de hoogte van zijn echte oorlogsdoelen, aanmoedigde bij het oversteken van de Jordaan: “Degene die sterft zal een martelaar zijn; degene die overleeft, zal blij zijn gevochten te hebben voor Palestina. Ik herinner jullie aan de Heilige Oorlog en het martelaarschap van jullie overgrootouders.” Dit is het “religieusextremistisch denken”, niet dat van de toenmalige zionisten. “Palestina is een Islamitisch onvervreemdbaar goed (waqf) gewijd aan toekomstige moslimgeneraties tot de Dag des Oordeels. Hetzelfde geldt voor elk land dat de moslims met geweld hebben veroverd, want tijdens de veroveringen hebben de moslims deze landen gewijd aan moslimgeneraties tot de Dag des Oordeels”, staat in het HamasHandvest van 1988. In artikel 22 staat dat de zionisten achter de Franse revolutie, de communistische re volutie en de meeste revoluties “waarvan we hoorden en horen” zitten, en in artikel 32 dat “het zionistische plan, dat is vastgelegd in de Protocollen van de Wijzen van Zion, grenzeloos is. Na Palestina willen de zionisten uitbreiden van de Nijl tot de Eufraat. Wanneer ze het gebied dat ze hebben veroverd verteerd hebben, zullen ze streven naar verdere uitbreiding.”.
Row, row, row your boat
Gently down the stream
Merrily, merrily, merrily, merrily
Life is but a dream
Jef Nyssen droomt van “één staat, op volstrekt seculiere basis, waarin beide volkeren op voet van gelijkheid met elkaar samenleven” Droomt hij al evenzeer van één Belgische staat? “Het feit dat geen enkele WestEuropese staat in staat is geweest de verdediging van de elementaire rechten van het Joodse volk te verzekeren en het te beschermen tegen het geweld van de fascistische beulen, verklaart de aspiraties van de Joden om hun eigen staat te stichten.Het zou onrechtvaardig zijn om hiermee geen rekening te houden en het recht van het Joodse volk om dit streven te verwezenlijken te ontkennen.Het zou niet te rechtvaardigen zijn om dit recht aan het Joodse volk te ontzeggen, vooral gezien alles wat het tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het is essentieel om het onbetwistbare feit in gedachten te houden dat de bevolking van Palestina uit twee volkeren bestaat: de Arabieren en de Joden.Beiden hebben historische wortels in Palestina.Palestina is het thuisland van beide volkeren geworden. Noch het historische verleden, noch de omstandigheden die momenteel in Palestina heersen, kunnen een eenzijdige oplossing van het Palestijnse probleem rechtvaardigen, hetzij ten gunste van de oprichting van een onafhankelijke Arabische staat, zonder rekening te houden met de legitieme rechten van het Joodse volk, hetzij ten gunste van de oprichting vaneen onafhankelijke Joodse staat, terwijl de legitieme rechten van de Arabische bevolking worden genegeerd. Dit alles leidt onze delegatie tot de conclusie dat de legitieme belangen van zowel de Joodse als de Arabische bevolking van Palestina alleen naar behoren kunnen worden gewaarborgd door de oprichting van een onafhankelijke, duale, democratische, homogene ArabischJoodse staat.Een dergelijke staat moet gebaseerd zijn op gelijkheid van rechten voor de Joodse en de Arabische bevolking, wat de basis zou kunnen leggen voor samenwerking tussen deze twee volkeren in hun wederzijds belang en voordeel.” Dat verklaarde Andrei Gromyko, bestendig afgevaardigde van de SovjetUnie bij de Verenigde Naties op 14 mei 1947 voor de Algemene Vergadering. Net zoals de heer Nyssen droomde hij. Maar in tegenstelling tot deze hield hij op met dromen.
Luchtkastelen of zandkastelen?
Want hij voegde daar aan toe: “Als dit plan onmogelijk zou kunnen worden uitgevoerd, gezien de verslechtering van de betrekkingen tussen de Joden en de Arabieren dan zou het nodig zijn om het plan te overwegen datvoorziet in de verdeling van Palestina in twee onafhankelijke zelfstandige staten, een Joodse en een Arabische.” En daarom stemde de SovjetUnie en met haar Oekraïne, WitRusland, Polen en Tsjechoslowakije voor de opdeling. Waarmee noch de Palestijnen noch de Arabische staten instemden. En dat is ook een oorzaak van de huidige situatie.
Het is de schuld van de slachtoffers
Ondertussen dienen we te begrijpen dat het festival “op slechts enkele kilometers van Gaza” waar tientallen vermoord of ontvoerd werden “door veel Palestijnen wel eens potentieel als een provocatie beschouwd zou kunnen worden?”, ongeveer zoals een meisje in minijurk mannen potentieel provoceert om haar te verkrachten, alsof verzetslui zich tijdens WOII uit protest tegen de Duitse bezetting zouden vergrepen hebben aan een Duits Filarmonisch orkest in plaats van aan gewapende troepen, met dat verschil overigens dat Israël de Gazastrook helemaal niet bezet.
Sommigen trekken bovendien in twijfel dat Hamas op 7 oktober Joodse burgers doodde. In De Wereld Morgen, met in de redactieraad onder meer oudAgalevKamer Lode Van Oost, citeert oudAmadees en voormalig Dichter des Vaderlands Charles Ducal op 22 oktober jl Saleh alArouri, een hooggeplaatste militaire commandant van Hamas dat strijders van zijn Qassambrigages, de militaire vleugel van Hamas, onder strikt bevel stonden op 7 oktober om burgers geen kwaad te doen. Vervolgens wordt een vraaggesprek met Yasmin Porat, een gegijzelde Israëlische die het overleefde, aangehaald waarin deze stelt dat een aantal andere gegijzelden wel eens konden gedood zijn door het Israëlisch leger bij de poging hen te bevrijden, waarmee het artikel suggereert dat Israël niet enkel voor de burgerdoden in Gaza na 7 oktober, maar zelfs voor de burgerdoden in Israël op 7 oktober verantwoordelijk zou zijn.
De retorische vraag om begrip van de heer Nyssen in Meervoud vindt een echo in de uitlatingen van de Palestijn Montasser AlDe’emeh in DM van 31 oktober jl. “De Israëlische regering heeft het geweld over zichzelf afgeroepen. Op een steenworp van de Gazastrook waren jonge mensen aan het feestvieren op een festivalletje. Hun regering maakte hun wijs dat ze veilig waren, want er is een muur rond Gaza gebouwd. Maar muren zorgen niet voor veiligheid of vrede.” WaaropDe JoodDennis Baert repliceerde: “Je draait de logica om zoals dat vaak gebeurt in dit soort discussies. Níéts rechtvaardigt dat die mensen niet veilig waren op dat festival. Níéts kan die bestialiteit vergoelijken.”
“Geloof me vrij: de Israëlische samenleving voelt maar al te diep de tragiek waartoe ze gedwongen wordt door een barbaarse vijand als Hamas, die dit conflict begonnen is en op een manier uitvecht die burgerslachtoffers onvermijdelijk maakt”, schreef Baert nog, maar dan in 2014. “Dit is een realiteit die het Europese zelfbeeld niet aankan. Het confronteert ons immers met het feit dat ons pacifisme slechts ‘skindeep’ is, slechts het gevolg van gelukkige omstandigheden. Onze morele superioriteit slechts een meevaller. Het confronteert ons met het feit dat mensen die in alles op ons gelijken, de tragiek van het geweld niet kunnen vermijden. We realiseren ons dat als wij zouden geconfronteerd worden met een zulke vijand en dat lijkt steeds minder denkbeeldig wij net hetzelfde zouden doen.”