Verkiezingsdebat: Over de toekomst van de Brusselse instellingen
Uit: Meervoud nr. 295, april 2024.
Door: Bernard Daelemans.
Onlangs organiseerde het Vlaams Komitee voor Brussel een debat met de Vlaamse partijen over de toekomst van de Brusselse instellingen. Niet minder dan zeven partijen zaten rond de tafel, elk met een Brusselse afgevaardigde : Vlaams minister Benjamin Dalle (CD&V), Brussels minister Sven Gatz (OVLD), senator Bob De Brabandere (VB), de Vlaams volksvertegenwoordigers Hannelore Goeman (Vooruit) en Stijn Bex (Groen), Brussels parlementslid Gilles Verstraeten (NVA) en kandidate Lieve Franssen (PVDA). Ze gingen beschaafd in de clinch over de wenselijkheid van Brusselse gemeentefusies en tweetalige kieslijsten, over de (on)mogelijkheid om de toepassing van de taalwetgeving af te dwingen, en over eventuele bevoegdheidsoverdrachten (gezondheidszorg) in het kluwen van Brusselse instellingen.
Over een aantal zaken zijn de Vlaamse partijen het al lang ongeveer eens, bijvoorbeeld de noodzaak om de beleidsversnippering tegen te gaan die voortvloeit uit het bestaan van 19 gemeenten, 19 OCMW’s, 6 politiezones, 16 openbare huisvestingsmaatschappijen enzoverder. Uit het debat bleek inderdaad opnieuw dat zowat alle Vlaamse partijen vinden dat er een fusie moet komen (met behoud van lokale antennes of districten) of op zijn minst een overdracht van gemeentelijke bevoegdheden naar het gewestelijke niveau.
Vlaams parlementslid Hannelore Goeman (Vooruit) vindt het onontbeerlijk dat de stad bestuurd wordt vanuit één duidelijke beleidsvisie, met één bestuur en één parlement dat krachtdadig kan optreden. Ze meent ook dat een rationalisering van het bestuur en het opheffen van het gemeentelijk niveau niet alleen veel efficiënter zal zijn maar ook zo maar eventjes 1,5 miljard€ aan besparingen kan opleveren. Aangezien de sociale noden in Brussel hoog zijn zal een bijkomende financiering onderhandeld moeten worden maar dat moet dan in haar ogen een hefboom zijn om de interne ‘stadshervorming’ in onderhandelingen af te dwingen. Alleen PVDAkandidate Lieve Franssen wil het gemeentelijke niveau onverkort behouden als nabijheidsbestuur. Ook Vlaams minister Benjamin Dalle (CD&V) ziet voor de gemeenten nog een rol weggelegd, al moeten gemeentegrensoverschrijdende problematieken systematisch op het gewestelijke niveau belanden. Daartoe zou een audit moeten georganiseerd worden. Deze oefening zou inderdaad tot een besparing leiden maar de berekeningen die daarvoor bij CD&V werden gemaakt kloppen af op slechts 100 miljoen €, een fractie van het volgens hem onwaarschijnlijke bedrag waar collega Goeman mee schermt. Senator Bob De Brabandere (VB) wijst erop dat de Vlaamse partijen elke keer voor de verkiezingen verklaren voorstander te zijn van een gemeentefusie maar dat er daarover vervolgens 5 jaar lang wordt gezwegen, ook door de partijen die in de Brusselse regering zitten.
De vraag is dus of er deze keer wel iets van in huis zal komen. Vlaams parlementslid Stijn Bex (Groen) gaf aan dat er met de collega’s van Ecolo nu wel een overeenkomst is bereikt om een fusie van de politiezones te bepleiten. Voorts vindt hij dat er wel een belangrijke beslissing is genomen in de loop van de huidige legislatuur die op termijn de verhouding tussen de gemeenten en het gewest kan wijzigen, namelijk het verbod om een lokaal uitvoerend mandaat te combineren met lidmaatschap van het Brussels parlement. Hij meent dat dit wel eens het begin van het einde kan zijn van de 19 baronieën.
Goeman wil een kat een kat noemen : fijn dat Ecolo overstag lijkt te willen gaan, maar bij PS, MR en Les engagés ligt dat anders. En het gaat om een machtsvraag. Op het gewestelijk niveau is de Vlaamse machtsdeelname sterker verankerd en daar komt de terughoudendheid van Franstalige partijen vandaan om hun gemeentelijke machtsbastions op te geven. Er kan alleen een doorbraak komen als de herfinanciering van Brussel als hefboom wordt gebruikt.
Gilles Verstraeten (NVA) wijst erop dat omtrent de politiezones niet op Brussels niveau maar op federaal niveau wordt beslist. Afgezien daarvan ziet hij dat de geesten aan het rijpen zijn onder druk van de stilaan hopeloze financiële toestand van de gemeenten en het gewest. Zijn gemeente, Anderlecht, de derde armste van het land, bezwijkt onder de schulden, aangegaan door investeringen in sociale woningen en ander sociaal beleid. Deels is het volgens hem een socialistische beleidskeuze om mensen in de afhankelijkheid te duwen maar ook blijken de grootste Brusselse gemeenten (Anderlecht, Molenbeek, Brusselstad en Schaarbeek) de grootste miserie aan te trekken, zowel op het vlak van armoede als op het vlak van vluchtelingen door de inplanting van asielcentra. Daarop ent zich dan een drugs en veiligheidsprobleem, waardoor de Anderlechtse burgemeester moet erkennen dat zijn politiediensten het niet meer aankunnen. De rijkere gemeenten zoals Ukkel, Elsene en de Woluwe’s tonen geen enkele solidariteit en leveren weinig of geen inspanningen op het vlak van sociale woningbouw en dergelijke. Het Gewest ziet zich verplicht om de gemeentelijke putten te vullen maar gaat zelf dieper en dieper in de rode cijfers. Kortom deze financieel steeds nijpender situatie zal er allicht voor zorgen dat er eindelijk beweging komt in dit dossier.
Minister Sven Gatz (OVLD) beaamt dat de kwestie van de politiezones op federaal niveau beslecht kan worden. Dit betekent wel dat de Nederlandstalige Brusselaars er bij hun eigen partij op nationaal niveau op moeten aandringen om hier een punt van te maken. Al te vaak is de houding bij de Vlaamse partijen echter dat de Brusselaars hun zaakjes zelf maar moeten oplossen maar deze houding moet gekenterd worden.
In het institutioneel debat over Brussel komen twee zaken regelmatig terug : een aantal partijen willen komaf maken van de taalgesplitste lijsten bij de gewestraadsverkiezingen en een aantal partijen willen tweetalig onderwijs organiseren. Zowel Gatz als Goeman hebben in hun institutionele voorstellen het idee opgenomen dat het moet mogelijk zijn om bij de verkiezingen voor het Brussels parlement taalgemengde lijsten te hebben, weliswaar met behoud van een gegarandeerde Vlaamse vertegenwoordiging. Een interessante denkpiste, vindt ook Stijn Bex. Bij Groen hebben ze heel wat ervaring met het vormen van taalgemengde lijsten. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van oktober zullen de kandidaten van Groen overal samen met de collega’s van Ecolo opkomen. Hier en daar zal een kandidaat van Groen zelfs de lijst trekken. Toch erkent Bex dat het niet altijd een eenvoudige onderhandeling is en dat er soms gedreigd moet worden met apart opkomen om goede plaatsen op de lijst te krijgen. Hij heeft geen uitgewerkte voorstellen waardoor je kan vermijden dat uiteindelijk alleen ‘Flamands de service’ worden verkozen, dus alleen die Vlamingen die bij de Franstaligen op een goed blaadje staan. Gatz meent dat er een soort taalaanhorigheidsattest moet worden uitgereikt, eventueel op het niveau van de (nationale) partijleiding. Verstraeten argumenteert dat het behoorlijk ingewikkeld wordt om regelgeving uit te vaardigen die ingrijpt op het niveau van partijstatuten. Want lijstvorming is een aangelegenheid die elke partij via zijn statuten regelt. Daarom is het veiliger om de eentalige lijsten te laten bestaan. Zij vormen een garantie dat de Nederlandstalige verkozenen daadwerkelijk de belangen van de Nederlandstalige Brusselaars vertegenwoordigen.
Het onderwijsthema werd aangereikt vanuit de zaal. Iemand wilde weten hoe het zit met de resultaten van het ‘immersieonderwijs’. Het Franstalig onderwijs heeft inderdaad een aantal scholen, vooral in Wallonië, waar een aantal vakken in het Nederlands of het Engels worden gegeven. Minister Gatz, bevoegd voor onderwijs binnen de Vlaamse Gemeenschapscommissie, gaf aan dat dit geen eenduidig succes is. Het werkt voor sommige kinderen maar niet voor allemaal. Wat niet belet dat Gatz, net als Bex voorstander is van een optie tweetalig onderwijs, naast het Nederlandstalige en het Franstalige onderwijs. Lieve Franssen meent zelfs dat het onderwijs overal tweetalig moet zijn, in het hele land. Verstraeten en Goeman zijn daarentegen zeer terughoudend. Beiden argumenteren dat meertalig onderwijs alleen weggelegd is voor ‘taalsterke’ kinderen, die van huis uit een rijke moedertaal meekrijgen en gemotiveerde ouders. De realiteit is dat voor veel kinderen in Brussel Frans alleen maar de straattaal is terwijl ze thuis een andere taal spreken en het Nederlands alleen op school gebruiken. “Wat je dan krijgt met meertalig onderwijs, zijn kinderen die slecht zijn in vier talen”, stelt Verstraeten. Dalle gaat hierin mee en wijst op het belang van deelname aan het verenigingsleven om het Nederlands ook buiten de school te benutten. De Brabandere wil een absoluut voorrangsbeleid voor Nederlandstalige kinderen. Die vallen nu soms uit de boot, terwijl het Nederlandstalig onderwijs toch in de eerste plaats voor hen bedoeld is. Zelfs als absolute voorrang geld voor Nederlandstalige kinderen in de Vlaamse scholen, zal er nog plaats te over zijn voor Frans en anderstalige kinderen in het Vlaams onderwijs, meent hij.
Tot slot werd het domein van de gezondheidszorg – en zorg in het algemeen aangesneden. Een beleidsdomein dat bijzonder versnipperd is over de verschillende overheden want zowel de federale overheid, de gemeenschappen en het Gewest (of beter gezegd de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie), de Cocof en de VGC hebben hier elk een vinger in de pap en eigen instellingen die onder hun gezag en regelgeving functioneren. Bovendien is het een oud zeer datde Brusselse openbare ziekenhuizen (die onder GGCregelgeving vallen) totaal in gebreke blijven met betrekking tot de nochtans wettelijk verplichte tweetaligheid. Tijdens de Covidcrisis is gebleken hoezeer deze bevoegdheidsversnippering een doortastend beleid in de weg staat. Vanaf toen zijn er ook stemmen opgegaan om een meer homogene bevoegdheidsafbakening na te streven. De christelijke zorgsector pleitte zelfs voor een regionalisering van al de gezondheidsbevoegdheden (met behoud van de financiering op federaal niveau).
Slechts één partij, de PVDA pleit uitdrukkelijk voor een herfederalisering van de gezondheidszorg (en de kinderbijslag). “Dat zal zorgen voor meer gelijkheid, meer efficiëntie, kostenbesparing en transparantie”, meent Lieve Franssen. Bob De Brabandere meent omgekeerd dat – in afwachting van de Vlaamse on afhankelijkheid de hele gezondheidszorg en ook de ziekteverzekering naarhet Vlaamse niveau moet worden gebracht. De gemeenschappen moetenhiervoor bevoegd worden. Dat betekent dat er in Brussel twee concurrerende stelsels komen waarbij de Brusselaars kunnen kiezen bij welk stelsel ze aansluiten.
Verstraeten merkt verwonderd op dat het VB de confederalismestellingen van de NVA, vastgelegd bij congresbesluit in 2014, lijkt over te nemen. Alvast bevat dat confederaal model van 2014 nog steeds het programma van zijn partij over Brussel. Inmiddels zijn er wel twee complicaties gerezen. Een eerste probleem is dat de GGC, die in het confederalismemodel zou verdwijnen, inmiddels belangrijke bevoegdheden heeft bijgekregen : bij de 6de staatshervorming werd de GGC bevoegd voor de kinderbijslag. Anderzijds werden ook heel wat Franstalige bejaardentehuizen vanuit de COCOF in de GGC ‘ingekanteld’. Een tweede probleem is dat de Vlaamse bevoegde minister, Elke Van den Brandt, die binnen de GGC als opdracht heeft te waken over de taaltoestanden in de ‘bicommunautaire’ zorgsector, volledig de rol heeft gelost : zij laat de gezondheidsbevoegdheid die zij in principe samen met Alain Maron (Ecolo) dient te beheren volledig aan haar Franstalige collega over. Intussen werden tal van samenwerkingsakkoorden afgesloten tussen de Franse Gemeenschap, de COCOF, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de GGC, waarbij de VGC en de Vlaamse Gemeenschap de grote afwezigen zijn. Desalniettemin blijft het voor Verstraeten wenselijk dat Vlaanderen de volledige bevoegdheid voor gezondheidszorg verwerft en dus ook ruimer armslag verwerft. Dat Franstalige instellingen werden ingekanteld in de GGC betekent uiteindelijk ook dat deze tweetalig dienen te worden. Als hier druk wordt uitgeoefend, samen met een slagkrachtig beleid vanuit een versterkte Vlaamse Gemeenschap, dan staan we er niet zo slecht voor. Hannelore Goeman staat een ander model voor waar het hele gezondheidsbeleid onder Brusselse regie komt. De GGC moet opgaan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maar tegelijkertijd moet er een interne opsplitsing komen : er is al zolang tevergeefs geprobeerd om de GGCinstellingen tweetalig te maken maar het werkt niet. Daarom moeten er twee zorgpijlers uitgebouwd worden binnen de Brusselse instellingen : een Nederlandstalige en een Franstalige. Wettelijk moet worden vastgelegd dat 30% van de middelen naar eentalig Nederlandstalige instellingen gaan. Dit model kan doorgetrokken worden naar alle ‘persoonsgebonden’ aangelegenheden en ook naar cultuur bijvoorbeeld.
Het kan er bij haar niet in dat zij die de bevoegdheidsversnippering aanklagen op het niveau van de lokale besturen, kennelijk niet inzien dat de wirwar van instellingen en overheden die zich met zorg bezig houden al evenmin transparant is. Vandaar de noodzaak om één centrale regie aan te houden vanuit het Brusselse niveau. Op de vraag of dit dan zou inhouden dat de huidige zuiver Vlaamse / Franstalige universitaire ziekenhuizen zoals het UZ Brussel van de VUB in Jette, Erasme van de ULB in Anderlecht en StLuc van de UCL in Woluwe dan ook onder Brusselse voogdij zouden worden verplaatst, antwoordde ze ontkennend : “We hebben het alleen over de instellingen die momenteel onder de GGC vallen.” Even later bleek echter dat ze daarmee dan weer niet de ziekenhuizen bedoelde (en dat zijn er nogal wat) maar wel de ouderenzorg (rusthuizen), de ambulante en residentiële mentale zorg, enz.
Blijft dus de vraag hoe de tweetaligheid daar – en in de lokale besturen – moet worden afgedwongen. Vanuit de zaal wierp Jan Wostyn (van Vista, Vlaams lijsttrekker in Brussel voor Voor U) in het midden dat hij, naar aanleiding van de registratie van zijn voordrachthandtekeningen bij de gemeenten, in de helft van de gevallen overtredingen van de taalwetgeving heeft laten vaststellen door een deurwaarder. Hij wees ook op de duizenden schorsingen uitgevaardigd door de vicegouverneur van Brussel (eveneens aanwezig in de zaal), die zonder gevolg blijven. Goeman van haar kant meent dat er toch verbetering zichtbaar is, althans, dat leidt ze af uit de feedback die ze krijgt bij huisbezoeken tijdens de verkiezingscampagne. Onwaarschijnlijk, vindt Verstraeten, de cijfers van de vicegouverneur spreken dit flagrant tegen. “Wat nodig is, is een verplicht taalbeleidsplan voor elke gemeente. Daarbij is het van belang dat dit aan de top van de administraties ernstig genomen wordt. Er moeten financiële sanctioneringsmechanismes komen bij ontstentenis van betekenisvolle vooruitgang op dit vlak. Daarnaast moet de vicegouverneur de bevoegdheid krijgen om daadwerkelijke schorsingen uit te voeren, waar de regering eventueel kan van afwijken.” (Nu blijven de schorsingen van de vicegouverneur dode letter, zolang ze niet door de Brusselse regering worden bekrachtigd, wat nooit gebeurt). Bob De Brabandere vindt dat de vicegouverneur inderdaad meer macht moet krijgen en rechtstreeks aan de federale minister van Binnenlandse Zaken moet rapporteren in plaats van aan de Brusselse regering.
Goeman wijst erop dat de arbeidsmarkt in brand staat en dat het heel moeilijk is om de vacatures in te vullen, nog afgezien van de taalwetsvereisten. Ze rekent erop dat steeds meer tweetaligen zullen uitvloeien uit het Nederlandstalig onderwijs zodat zij de administratie kunnen bevolken. Minister Dalle wijst erop dat het ‘Huis van het Nederlands’ met verschillende gemeenten een traject heeft opgestart om via positief beleid de managementscultuur op taalvlak te veranderen. Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt die zich in Vlaanderen en Wallonië voordoet, heeft Brussel nog een gigantisch reservoir van inactieven : er zijn niet minder dan 90.000 werkzoekenden. Die moeten aangespoord worden om via het volwassenenonderwijs Nederlands te leren. Er is ook een ‘Huis van de zorg’, dat werkzoekenden begeleidt in het vinden van stageplekken in ziekenhuizen en bejaardenhulp.
Goeman vreest dat dit niet veel aarde aan de dijk zet zolang de loonvoorwaarden, bijvoorbeeld voor verpleegkundigen, niet verbeterd worden. Met de besparingsronde die NVA in petto heeft voor de gezondheidszorg, zal die toestand er niet op vooruitgaan. De hele taaldiscussie lijkt aan PVDAkandidate Lieve Franssen voorbij te gaan : “Als je ziek bent, ben je ziek”. De gezondheidszorg is sowieso niet toegankelijk voor veel mensen en velen stellen zorg uit. Laagdrempelige wijkgezondheidscentra, een verviervoudiging van de lonen voor verplegers, dat zijn ingrepen die nodig zijn. Het geld daarvoor moet komen van een vermogensbelasting op fortuinen hoger dan 5 miljoen €. Dat zou 8 miljard € opbrengen, zo heeft de partij becijferd.
Dalle wijst erop dat dit voorstel niet alleen een kapitaalvlucht kan veroorzaken maar ook nog geen oplossing vormt voor een federaal begrotingstekort dat 27 miljard € bedraagt. Dit betekent meteen dat er weinig of geen marge is voor een ‘herfinanciering’ van Brussel. Alle wijzigingen die men in de Brusselse structuren wil aanbrengen zullen hoe dan ook deel uitmaken van een breder geheel van herschikkingen waar Vlaanderen en Wallonië hun zeg zullen in hebben. In tegenstelling tot de ‘radicale partijen’ vindt Dalle echter niet dat dit in een grote ‘kladderadatsch’ moet onderhandeld worden, voorafgaand aan de vorming van een nieuwe (federale) regering. Verstraeten vindt het niet wijs om al voor de verkiezingen duidelijk te maken dat soep niet al te heet gegeten zal worden. Het oordeel is eerst aan de kiezer om de krijtlijnen uit te zetten.