Algemeen

Quebec, migratie en verfransing

Uit Meervoud 287, juni 2023.

Door Rudi Coel.

Op 1 oktober 2022 lagen mijn madam en ik allebei in bed te lezen, ik een Perry Mason van Erle Stanley Gardner op mijn lei, zij de Trouw op haar telefoon, toen ze plots verontwaardigd uitriep: “Dat is onaanvaardbaar. Lees maar: Quebeckenaren kunnen door een nieuwe taalwet amper nog aan het Frans ontkomen’”. Ze hoopte duidelijk dat ik haar verontwaardiging zou delen bij het lezen van het artikel van Bas den Hond, maar was duidelijk vergeten dat ze tussen de lakens lag met een regelrechte taalnazi. “Ja”, beaamde ik: “Die 8 miljoen Franstaligen in een werelddeel met 360 miljoen Engelstaligen zijn echte onderdrukkers. Het is een schande.”

Afijn, ik was mijn madam toch wel dankbaar dat ik op die manier niet enkel te weten kwam dat er een nieuwe taalwet was gestemd op 24 mei 2022, maar dat er ook een nieuwe partij aan de macht was, de Coalition Avenir Québec (CAQ), die in 2018 het machtsmonopolie van de federalistische Parti libéral du Québec van de huidige Canadese premier Justin Trudeau, en de sociaaldemocratische independentisten van de Parti québecois (PQ), die mekaar sinds 1970 afwisselden aan het bestuur van de provincie, doorbrak.

De aanleiding van het artikel waren de toen nakende verkiezingen van 3 oktober, glansrijk gewonnen door CAQ, dat met een relatieve meerderheid van de stemmen (41%, +3,58) zijn absolute meerderheid in zetels met 16 nog verder optrok naar 90, in een kiessysteem volgens Brits model met één ronde in 125 kiesomschrijvingen, waarbij de grootste partij de zetel krijgt, ook al haalt die geen volstrekte meerderheid, wat tot scheeftrekkingen leidt. Zo verloren de liberalen meer dan veertig percent van hun stemmen (van 24,8% naar 14,4%), edoch slechts een derde van hun zetels (van 31 naar 21), bovendien nog steeds 10 zetels meer dan het linkse Québec solidaire (QS), dat nochtans meer stemmen haalde (15,4%), maar ondanks een verlies van 0,7% toch een zetel bijwon, terwijl de PQ, met 14,6% ook lichtjes groter dan de liberalen, een verlies van 2,5% in stemmen moest bekopen met zeven van de tien zetels, en een gigantische sprong van 11,4% (12,9%) de Parti conservateur du Québec toch geen enkele zetel opleverde.

De partij wil “een economie van eigenaars creëren, niet van filialen”, via een klimaat “dat resoluut gunstig is voor particuliere investeringen, met name voor innovatie en creativiteit. Om dit te bereiken, zal het nodig zijn om de manieren waarop bedrijven en particulieren worden belast, zodanig te herzien dat werk, investeringen, productiviteit en sparen worden aangemoedigd.” Daarbij “moet de overheid alle beschikbare hefbomen aanwenden om belangrijke beslissingscentra hier te houden en tegelijkertijd het nodige ondernemerschap te blijven stimuleren”, 

met “bedrijven die hier ontstaan zijn, hier zullen groeien en hier zullen investeren in innovatie en onderzoek, en aan de Quebecse samenleving betere lonen en betere banen teruggeven”. CAQ wil “de economie van onze dorpen nieuw leven inblazen” in het besef dat het verdwijnen van “een bedrijf, een kredietvereniging, een kruidenierswinkel, soms alles is wat nodig is om een fragiel evenwicht dat de vitaliteit van een dorp verzekerde in gevaar te brengen”. Met betrekking tot landbouwbepleit men “investeringen met het oog op voedselzelfvoorziening. Zo zullen we lokale aankopen blijven bevorderen, het aanbod van Quebecse producten in onze schappen vergroten, de toeleveringsketen versterken en de ecologische verschuiving naar meer duurzame landbouw versnellen. We zullen onze boeren steunen door meer te investeren in duurzame landbouw en door het investeringsfonds voor jonge landbouwers te verbeteren.” CAQ ijvert tot slot ook voor energiezelfvoorziening. Dit alles noemt het “economisch nationalisme”.

Want indien zowel PQ als QS voorstander zijn van onafhankelijkheid; is CAQ dat weliswaar niet, maar beschouwt het Quebec toch als “een aparte samenleving qua taal, cultuur, geschiedenis en identiteit” en noemt het zich in artikel 1 van de partijstatuten zonder de minste schroom “een moderne nationalistische partij met als hoofddoel de ontwikkeling en de welvaart van de Quebecse natie binnen Canada, door met trots haar autonomie, taal, waarden en cultuur te verdedigen”. “Le Québec d’abord”, heet dat onomwonden in het verkiezingsprogramma van 2022wat vertaald wordt in de eis om Quebec in de Canadese grondwet van 1982 erkend te zien als natie, een vetorecht van Quebec inzake aanpassingen aan die Grondwet, en meer bevoegdheden, niet enkel inzake taal, om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat de Quebecse taalwetgeving ook van toepassing wordt op federale ondernemingen, maar ook meer fiscale autonomie en bovendien volwaardige overheveling van migratie. “CAQ is van mening dat de regering van Quebec de enige moet zijn die immigranten op haar grondgebied kiest.Momenteel selecteert ze iets minder dan 70%, de rest wordt gekozen door de federale overheid.Wil onze integratiestrategie echt effectief zijn, dan moet Quebec in staat zijn met uitzondering van vluchtelingen haar immigranten te selecteren, volgens eigen criteria, eigen belangen en eigen voorwaarden.Dit omvat ook de bevoegdheid over gezinshereniging. Deze volledige bevoegdheden bij de selectie van immigranten zullen zorgen voor volledige controle over de evolutie van onze demografie.Ze zullen ook de bevordering en bescherming van de Franse taal en een betere planning van middelen voor de ondersteuning, opleiding en integratie van nieuwkomers bevorderen.CAQ wil zo de historische Franstalige meerderheid weer centraal stellen in het integratieproces.Hoewel we de groeiende diversiteit van onze samenleving graag erkennen, zijn we niettemin van mening dat het enige levensvatbare beleid erin bestaat de integratie van nieuwkomers in de Quebecse samenleving te bepleiten.Integratie bestaat niet alleen uit rechten, maar ook uit plichten.” Dat gaat niet enkel over taal. Zo liet de partij op 16 juni 2019 de wet “sur la laïcité de l’état” (wet 21)goedkeurendie inartikel 1 bepaalt dat “de staat Quebec seculier is”, en overheidspersoneel met gezagsfuncties, met name rechters, politieagenten, schooldirecteurs en onderwijzers verbiedt om geloofskentekens te dragen, “elk object” dus, “in het bijzonder kleding, een symbool, een juweel, een versiering, een accessoire of een hoofddeksel, dat ofwel wordt gedragen in verband met een geloof of een religieuze overtuiging of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het verwijst naar een religieuze overtuiging.” De reedsonder de liberaleningevoerdeverplichting, zowel voor personeel als gebruikers van overheidsdiensten (zoals het openbaar vervoer) zich met onbedekt gezicht te vertonen, werd bevestigd in de wet. 

De visie van CAQ en ook die van de PQ overigens staat haaks op de federale Canadese multiculturaliteitsvisie, ingeleid door Pierre Elliot Trudeau (met een korte onderbreking Canadees premier van 1968 tot 1984), vader van Justin, via een beleidsnota in 1971, de oprichting van een Ministerie voor Multiculturalisme en de Canadese Raad voor het Multiculturalisme in 1973, en bezegeld met de goedkeuring in 1982 van het Canadees Handvest van Rechten en Vrijheden, onderdeel van de grondwet en waarvan de interpretatie moet stroken met “het doel het behoud en de valorisatie van het multiculturele erfgoed van de Canadezen te bevorderen”, en tot slot in de op 22 juli 1988 onder de conservatieven gestemde Wet op het Canadees multiculturalisme, die “het feit erkent dat multiculturalisme de culturele en raciale diversiteit van de Canadese samenleving weerspiegelt en

zich vertaalt in de vrijheid voor al haar leden om hun cultureel erfgoed te behouden, te versterken en te delen”, en zich verbindt “het publiek hiervan bewust te maken”, een breuk met het concept van de “deux peuples fondateurs”, zijnde de Engelstaligen en de Franstaligen. Het verslag BouchardTaylor van 28 mei 2008,geschreven onder de liberale Quebecse regering van Jean Charest noemt het multiculturalisme “in zijn meest algemene betekenis, een systeem dat zich richt op het respecteren en bevorderen van etnische diversiteit in een samenleving, dat kan leiden tot het idee dat de gemeenschappelijke identiteit van een samenleving uitsluitend wordt gedefinieerd door verwijzing naar politieke principes in plaats van cultuur, etniciteit of geschiedenis” onaangepast aan de Quebecse realiteit, en bepleitte het interculturalisme, “een beleid of model voor harmonieuze betrekkingen tussen culturen, gebaseerd op intensieve uitwisseling en gericht op een wijze van integratie die er niet op is gericht de verschillen op te heffen maar tegelijkertijd streeft naar de vorming van een gemeenschappelijke identiteit”, in het bijzonder via het Frans. Volgens CAQ “verwelkomt Quebec al 400 jaar immigranten, maar het multiculturele beleid van Canada ondermijnt al enkele decennia het vermogen van Quebec om zijn taal en waarden bij nieuwkomers te promoten. We moeten een einde maken aan de tegenstrijdige signalen die

bij te veel mensen twijfel zaaien en hun duidelijk maken wat de verwachtingen zijn van de samenleving die hen verwelkomt. We moeten ook actief zijn: een samenleving van zeven miljoen Franstaligen in een continent dat wordt bevolkt door honderden miljoenen Engelstaligen, kan niet hopen haar immigranten in de Franstalige gemeenschap te integreren zonder stimulansen en onderwijsondersteuning. Er moeten dus meer middelen en inspanningen worden uitgetrokken voor de verfransing van de nieuwe inwoners van Quebec.”

CAQ wou niet enkel beter geïntegreerde, maar ook minder migranten, met een daling met 20% van 50.000 naar 40.000 nieuwkomers jaarlijks (“En prendre moins, mais en prendre soin”), en verklaarde zich voorstander van een natalistisch beleid, want in 2019 bedroeg het vruchtbaarheidscijfer 1,58 kinderen per vrouw: “CAQ is de enige partij die zowel economische groei als het behoud van onze identiteit biedt. Met CAQ hoeven we niet te kiezen tussen het een of het ander. En om te slagen, moet het gezin centraal staan in ons programma”, verklaardetoenmalig leiderStéphane Le Bouyonnec in 2017, terwijl de partij nog in de oppositie zat. 

Een en ander staat niet los van de verslechterende positie van het Frans. Terwijl in de telling van 2016 nog 83,7% van de inwoners het Frans als eerst gesproken officiële taal (PLOP) had, een variabele afgeleid van drie andere variabelen (kennis van Frans en Engels, moedertaal en thuis meest gesproken taal), was dat in 2021 gezakt naar 82,2%. Voor enige moedertaal ging het van 77,1% naar 74,8% op vijf jaar tijd, terwijl het voor het Engels van 7,5% naar 7,6% ging en voor een andere taal van 13,2% naar 13,9%. Met meest gesproken thuistaal als parameter waren er 7,9% allofonen (+0,6%), 10,4% Engelstaligen (+0,7%) en 77,5% Franstaligen (1,5%). Bij de categorie tussen 15 en 34 was de daling sterker: 3% (74%). In de metropolitaanse regio Montréal, waar de helft van de bevolking woont, bedroeg het aantal Franstaligen in 2021 63,8% (65,9% in 2016), Engelstaligen 16,3% (15,3%) en anderstaligen 13,2% (12,2%). Van de inwoners met een andere moedertaal dan Frans en Engels, had 39,5% het Frans als eerst gesproken officiële taal (daling), 30,6% Engels (stijging) en 23,2% beide (idem). Negenenveertig percent van de Franstaligen gebruikt regelmatig een andere taal dan het Frans op het werk. Tussen 2010 en 2019 is het gebruik van het Frans als bedrijfstaal op het eiland Montreal gedaald van 84% à 75%. Omgekeerd is het gebruik van het Engels als begroetingstaal gestegen van 12% naar 17%.

Geen wonder dat CAQ besliste de taalwetgeving, het zogenaamde Handvest van de Franse taal (wet 101, 1977), aan te scherpen, door de goedkeuring van de Wet betreffende de officiële en gemeenschappelijke taal van Quebec, het Frans, beter bekend als wet 96, bekrachtigd op 1 juni 2022, met inroeping van de niettegenstaandeclausule. “De basis van ons bestaan als Franstalig volk in Amerika staat op het spel”, motiveerde premier François Legault.

Frans is de officiële taal van Quebec. Alleen deze taal heeft deze status. Frans is de enige gemeenschappelijke taal van de natie Quebec en is één van de fundamenten van haar identiteit en onderscheiden cultuur.” Dat Frans de enige officiële taal is, is een toevoeging, net als de vermelding van Quebec als natie. Wet 96 nam dit bovendien eveneens op in de federale Grondwettelijke Wet van 1867, die het Canadees Dominion in het leven riep. “Quebecoises en Quebecois vormen een natie. Frans is de enige officiële taal van Quebec. Het is de gemeenschappelijke taal van de natie Quebec.” 

Hoofdstuk II van het Handvest somt de fundamentele taalrechten op, die vanzelfsprekend enkel op het Frans betrekking hebben: “Iedereen heeft het recht dat de overheid, de gezondheids en sociale diensten en andere dienstverleners die onder de wet op de gezondheids en sociale diensten vallen, openbare nuts bedrijven, beroepsordes en hun leden (de vrije beroepen), colleges (openbare onderwijsinstellingen die twee jaar overgang bieden tussen het einde van de 

middelbare school en de universiteit) en universiteiten, werknemersverenigingen en de verschillende ondernemingen die in Quebec actief zijn, in het Frans met hen communiceren. In overlegvergaderingen heeft iedereen het recht zich in het Frans uit te drukken. Werknemers hebben het recht hun activiteiten in het Frans uit te oefenen. Consumenten van goederen of diensten hebben het recht om in het Frans geïnformeerd en bediend te worden. Iedereen die in aanmerking komt voor onderwijs in Quebec heeft het recht dat onderwijs in het Frans te volgen. Iedereen in Quebec gedomicilieerd, heeft recht op de diensten die geleverd en aangeboden worden om Frans te leren. Een in Quebec woonachtige persoon die lager, middelbaar of collegeonderwijs in het Engels ontvangt van een instelling heeft recht op onderwijs van het Frans van die instelling. Dit onderwijs van het Frans moet de persoon die het onderwijs in het lager, middelbaar en collegeonderwijs heeft genoten in staat stellen voldoende vaardigheden te verwerven om het Frans als gemeenschappelijke taal te gebruiken, zodat hij zich in de Quebecse samenleving kan ontwikkelen en aan haar ontwikkeling kan deelnemen.”

Dit alles wordt in de volgende hoofdstukken nader uitgewerkt. Zo “moet de werkgever het recht van de werknemers respecteren om hun activiteiten in het Frans uit te oefenen. Hij moet er met name op toezien dat elk aanbod tot indienstneming, overplaatsing of bevordering in het Frans gesteld is; dat elke individuele arbeidsovereenkomst die hij schriftelijk sluit, in het Frans is opgesteld; dat elke schriftelijke mededeling die hij aan zijn werknemers richt, ook na beëindiging van de arbeidsverhouding, in het Frans is opgesteld.” Bedrijven mogen evenwel met werknemers ook schriftelijk communiceren in een andere taal indien de werknemer dat aangevraagd heeft, en ook contracten in een andere taal opstellen indien de partijen daartoe uitdrukkelijk de wens hebben uitgedrukt. “Geen enkele werkgever zal een werknemer ontslaan, degraderen, overplaatsen, vergeldingsmaatregelen treffen of anderszins benadelen uitsluitend op grond van het feit dat de werknemer uitsluitend Frans spreekt of onvoldoende kennis heeft van een andere taal dan de officiële taal tenzij de uitvoering van de taak een dergelijke kennis vereist; zelfs dan moet hij eerst alle redelijke maatregelen hebben genomen om een dergelijke eis te vermijden.” Er is een hoofstuk Verfransing van de ondernemingen. “Een onderneming die gedurende een periode van zes maanden vijfentwintig tevoren was dat vijftig  of meer personen in dienst heeft, moet zich binnen zes maanden na afloop van deze periode laten registreren bij het Bureau van de Franse taal. Binnen drie maanden na de datum van inschrijving dient de onderneming bij het Bureau een analyse van haar taalsituatie in. Indien het Bureau, na onderzoek van de analyse van de taalkundige situatie van de onderneming, van oordeel is dat het gebruik van het Frans op alle niveaus van de onderneming wijdverbreid is, reikt het een verfransingsbrevet uit. Indien het Bureau echter van oordeel is dat het Frans niet op alle niveaus van de onderneming wordt gebruikt, brengt het de onderneming ervan op de hoogte dat deze een verfransingsprogramma moet invoeren. De verfransingsprogramma’s hebben tot doel het gebruik van het Frans te veralgemenen op alle niveaus van de onderneming, door een goede kennis van de officiële taal bij de kaderleden en de andere personeelsleden; het verhogen, waar nodig, op alle niveaus van de onderneming, met inbegrip van de raad van bestuur, van het aantal personen met een goede kennis van de Franse taal om het gebruik ervan te veralgemenen; het gebruik van het Frans als werktaal en voor interne communicatie; het gebruik van het Frans in documenten en werkinstrumenten die in de onderneming worden gebruikt; het gebruik van het Frans in de communicatie met de administratie, 

de klanten, de leveranciers, het publiek en de aandeelhouders ; het gebruik van de Franse terminologie; het gebruik van het Frans op openbare borden en in commerciële reclame; een passend aanwervings, promotie en overplaatsingsbeleid en het gebruik van het Frans in de informatietechnologie. Het Bureau kan ook opdracht geven tot de oprichting van een verfransingscomité.” In ondernemingen met meer dan 100 werknemers is een dergelijk comité altijd verplicht.

Openbare affichage en commerciële reclame moet in het Frans zijn opgesteld. Zij mag ook zowel in het Frans als in een andere taal zijn gesteld, op voorwaarde dat het Frans duidelijk de overhand heeft. De naam van een bedrijf moet in het Frans zijn. Een naam in het Frans is noodzakelijk om rechtspersoonlijkheid te verkrijgen. De naam van de onderneming mag vergezeld gaan van een versie in een andere taal dan het Frans op voorwaarde dat bij het gebruik ervan de naam in de Franse taal minstens even opvallend is.” Samengevat is de regel in de privésector en de handelsreclame: het moet in het Frans, en het mag onder bepaalde voorwaarden ook in een andere taal. 

Het zal dus duidelijk zijn dat het Engels bestaansrecht heeft naast het Frans, maar dit wordt zoveel als mogelijk ingeperkt. De grondwettelijke wetten van 1867 en 1982 zijn daarbij een staindeweg in rechtspraak, wetgeving en onderwijs aangezien de niettegenstaandeclausule niet kan ingeroepen worden tegen artikels 1622 (officiële talen van Canada) en 23 (recht op onderwijs in de minderheidstalen). Zo kan “in alle pleidooien of procedurestukken in of uitgaande van de Rechtbanken van Canada en Quebec het Engels of het Frans worden gebruikt”. Wel stelt wet 96 dat “van een persoon die tot rechter zal worden benoemd, geen kennis van een andere taal dan het Frans worden verlangd, tenzij de minister van Justitie van oordeel is dat de uitoefening van dat ambt die kennis vereist.” De Grondwettelijke wet van 1867 bepaalt dat “in het Parlement van Canada en Quebec het gebruik van de Engelse of Franse taal in de debatten facultatief is, maar bij het opstellen van verslagen is het gebruik van beide talen verplicht. De Akten van het Parlement van Canada en Quebec worden in beide talen gedrukt en gepubliceerd.” Wet 96 stelt dat ingeval van afwijking, de Franse wettekst voorrang heeft. Aangezien de grondwettelijke wet enkel naar parlementaire wetteksten verwijst, stelt wet 96 dat gemeentereglementen enkel in het Frans mogen worden opgesteld. 

Le français, une affaire d’état”, heet hetwaarmee bedoeld wordt dat deQuebecseoverheidsadministratie (ministeries, gemeenten, scholen, openbaar vervoer, gezondheidszorg en sociale diensten) het voorbeeld dient te geven. Wet 96 schafte artikel 15 van het Handvest af, waarin was opgenomen dat de ééntaligheid van de administratie “niet van toepassing is op briefwisseling tussen de Administratie en natuurlijke personen wanneer deze zich in een andere taal dan het Frans tot de Administratie richten”. Voortaan kan de overheid enkel nog in een andere taal communiceren met mensen met wie het dat voor 13 mei 2021 deed, de datum dat wet 96 werd ingediend, met mensen die recht hebben op Engelstalig onderwijs, met de oorspronkelijke bevolking, met migranten in de eerste zes maanden na hun aankomst, en indien de veiligheid en de volksgezondheid het noodzaken. De Wet op de gezondheidszorg en sociale diensten waarborgt in artikel 15 bovendien aan Engelstaligen “het recht om gezondheids en sociale diensten in het Engels te ontvangen” in bijzondere centra. De verplichting om de officiële taal op exemplarische wijze te gebruiken, is bijgevolg niet van toepassing op “een instelling voor gezondheidszorg en sociale dienstverlening die diensten verleent aan een meerderheid van personen die een andere taal dan het Frans spreken” noch op gemeenten “waarvan meer dan de helft van de inwoners Engels als moedertaal heeft”, de zogenaamde tweetalige gemeenten, al komt die term in de wetgeving niet voor. Het gaat om 89 gemeenten. In de oorspronkelijk versie kon dit statuut enkel ingetrokken op vraag van de gemeente in kwestie. Wet 96 legde vast dat ”wanneer het Bureau in het licht van de taalkundige gegevens van elke volkstelling vaststelt dat een erkende gemeente niet aan de gestelde voorwaarde voldoet, de erkenning wordt ingetrokken.” Maar liefst 48 gemeenten met niet langer een meerderheid Engelstaligen werden in december 2022 op de hoogte gesteld. De wet voorzag echter dat “de erkenning gehandhaafd blijft als de gemeente een resolutie van die strekking aanneemt”. Alle betroffen besturen deden dat, zelfs Otterburn Park, met nog slechts 6,92% (2021) Engelstaligen. Dat deed pequistisch parlementslid Pascal Bérubé uitroepen dat de nieuwe wetsbepaling een maat voor niets was, wat bestreden werd door minister van de Franse taal Jean François Roberge, die er op wees dat de gemeentebesturen die keuze bij elke nieuwe volkstelling, om de vijf jaar, moeten bevestigen: “Voor het eerst zullen de gekozenen die deze resolutie hebben aangenomen bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen tegenover de kiezers staan. En het zal waarschijnlijk een inzet worden: als u op mij stemt, verleng ik of verleng ik niet. De vorige keer hebben de verkozenen de kiezers niet onder ogen gezien. Ik denk dat dat in de loop der jaren zal veranderen.”

Inzake onderwijs beperkte de oorspronkelijke tekst van het Handvest (1977) het recht op langer en middelbaar in het Engels tot “kinderen van wie de vader of moeder in Quebec basisonderwijs in het Engels heeft genoten en kinderen van wie de vader of moeder in Quebec woont en buiten Quebec basisonderwijs in het Engels heeft genoten”. De Grondwettelijke Wet van 1982 verplichtte Quebec echter tot een aanpassing door vast te leggen dat “Canadese burgers wier eerste geleerde en nog begrepen taal de taal is van de Engelse of Franse taalminderheid in de provincie waar zij wonen, of die in Canada lager onderwijs in het Engels of Frans hebben genoten en wonen in een provincie waar de taal waarin zij dat onderwijs hebben genoten de taal is van de Engelse of Franse taalminderheid in de provincie, er recht op hebben dat hun kinderen lager en middelbaar onderwijs in die taal krijgen. Canadese burgers van wie een kind in Canada basis of middelbaar onderwijs in het Engels of Frans heeft ontvangen of ontvangt, hebben er recht op dat al hun kinderen basis en voortgezet onderwijs ontvangen in de taal van dat onderwijs.” Dit recht geldt wel enkel voor zover hun aantal het rechtvaardigt. Voortaan is in het Handvest opgenomen dat “de volgende kinderen op verzoek van een van hun ouders onderwijs in het Engels kunnen ontvangen: kinderen van wie de vader of moeder een Canadees burger is en die in Canada basisonderwijs in het Engels hebben ontvangen, mits dit onderwijs het grootste deel uitmaakt van het in Canada ontvangen basisonderwijs, en kinderen van wie de vader of moeder een Canadees burger is en die in Canada basis of middelbaar onderwijs in het Engels hebben ontvangen of ontvangen, alsmede hun broers en zussen, mits dit onderwijs het grootste deel uitmaakt van het in Canada ontvangen basis of middelbaar.”

Is de toegang tot het Engelstalig lager en middelbaar onderwijs beperkt, dan is er in colleges en universiteiten daartegen keuzevrijheid. De ontwerpers van het Handvest dachten dat de leerlingen van het Franstalig lager en middelbaar onderwijs automatisch gingen doorstromen naar Franstalige cégeps (collège d’enseignement général et professionnel) en universiteiten, maar dat bleek en blijkt niet te gebeuren. In 2018 vertegenwoordigde het Engels lager en middelbaar onderwijs 9,3% van het aantal studieplaatsen, wat in verhouding staat met het aandeel in de bevolking, maar in de cégeps is het 19% en in de universiteiten 25%. In Montréal zit 40% in de Engelse colleges en in de preuniversitaire colleges zelfs 46%. Voor universiteitsprofessor Marc Chevrier vervultde Engelse cégep twee vluchtverlangens: dat van de AngloQuebecers om zich tijdens hun studie zo weinig mogelijk bloot te stellen aan het Frans en zich dus intellectueel te compromitteren door het te leren; en die van de jonge Quebecers op de Franse middelbare school, nog in hun tienerjaren (17 jaar) maar vloeiend in het Engels en zelfs in een derde taal, om hun kennis van het Frans in een winterslaap te stoppen om hun sociale en professionele vooruitgang na te streven in de enige taal van prestige, werk en sociaal leven die telt in NoordAmerika. Wat onze regerende elite ook zegt, Quebec heeft twee nationale talen op zijn grondgebied: de lingua minor, het Frans, en de lingua major, de lingua anglica of course!” Hijheeft het over “twee categorieën cégeps: de ‘francofone’ en de ‘francofuge’ waar alle overlopers terecht kunnen”. En wie zijn die overlopers dan? In de Engelse cégeps bedraagt het aantal Engelstaligen 37,8%, dat van de Franstaligen 20,7%; het restgetal is van de anderstaligen. In het tijdschrift L’Action nationale “met als missie een soevereinistisch kruispunt te zijn waar de aspiraties van de natie Quebec als Franstalige gemeenschap worden besproken” wees Frédéric Lacroix op een studie uit 2010, die besloot dat “de thuis gesproken taal doorslaggevender was voor de keuze van het Engelse cégep dan de onderwijstaal op de middelbare school. Thuis geen Frans spreken was de belangrijkste factor voor die keuze: 34% van de allofonen die in het Frans op de middelbare school waren opgeleid kozen voor het Engelse cégep, terwijl 94% van de allofonen die in het Engels op de middelbare school waren opgeleid dezelfde keuze maakten.” Onderwijsinstellingen worden gefinancierd op basis van hun leerlingenaantallen, wat socioloog en publicist Mathieu BockCôté deed verzuchten: “Het heeft iets geks om te zien hoe een volk zijn eigen taalkundige assimilatie financiert.” Omwille van al het voorgaandebepleitten hij en een hele resem andere persoonlijkheden om de regeling voor het lager en middelbaar onderwijs door te trekken naar het hoger onderwijs en het Frans ook daar tot de gangbare onderwijstaal te maken. Premier Levault zei echter dat het ontzeggen van de toegang tot Engelse cégeps aan Frans en anderstaligen hem extremistisch leek. De caquistische regering opteerde voor een andere oplossing door in wet 96 het aandeel van de Engelstalige collegeplaatsen te beperken tot een maximum van 17,5%. De enige sanctie daarop is echter een financiële. Indien het plafond overschreden wordt, krijgen de colleges geen overheidstoelage voor de overtallige leerlingen. Ze zouden alternatieve middelen kunnen zoeken. Wet 96 verplicht Engelse colleges om minstens drie cursussen in het Frans (met een minimum van elk 45 uur) aan te bieden, buiten de taalcursussen en waarvan het vak lichamelijke opvoeding is uitgesloten. Dat geldt echter niet voor studenten die uit het Engelstalig lager en middelbaar onderwijs komen. Ze kunnen bijgevolg kiezen voor bijkomende cursussen Frans. Collegestudenten krijgen pas een diploma uitgereikt indien ze een voldoende kennis van het Frans kunnen aantonen. Ook dit geldt niet voor studenten uit het Engelstalig lager en middelbaar onderwijs. 

Lacroix ondertussen vindt het doortrekken van de regeling van het lager en middelbaar naar het hoger onderwijs zowel noodzakelijk als onvoldoende, en zegt dat enkel een grondige hervorming van de selectie van migranten meer migranten met het Frans als moedertaal op middellange termijn soelaas kan bieden. Al stijgt het aantal migranten met het Frans als moedertaal, dan bedraagt dit in 2016 nog steeds slechts 26,6%, tegenover 5,1% Engels en de rest een andere taal. Voor de migranten met kennis van het Frans bij aankomst in Quebec ging het percentage sinds CAQ aan de macht kwam, steil van 50% in 2019 naar 71% in 2021. Op 29 november 2022 gaf eerste minister Legault, die stelde dat migratie de sleutel was om de achteruitgang van het Frans te stoppen, maar dat wet 96 minstens even belangrijk was, aan tegen 2026 100% Franstalige economische migranten te willen, wat minister voor Immigratie Christine Fréchette de dag erop nuanceerde naar 100 % francofoon of francotroop, “een persoon wiens moedertaal niet het Frans is, maar afkomstig is uit een cultuur of regio met affiniteiten met die taal.” Dat gaat dan bv. over personen met als moedertaal Spaans, Portugees, Catalaans, Creools, Roemeens, maar ook Arabisch, Vietnamees en Laotiaans, talen van landen waar Frankrijk een koloniale aanwezigheid had.

Ondertussen gaf CAQ aan de migratiedrempels op te trekkenonder druk van de werkgeversmaar niet in de proporties die de Canadese regering wil: 500.000 per jaar tegen 2025. In 2016 was er zelfs het zogenaamd Initiatief van de Eeuw, aangestuurd door een comité opgericht door toenmalig liberaal minister van Financiën Bill Morneau, dat beoogde de Canadese bevolking tegen 2100 op te trekken tot 100 miljoen, tegenover 38 miljoen nu. Voor Quebecs Minister voor de Franse taal Roberge is “wat men het initiatief van de eeuw noemt, voor mij de bevlieging van de eeuwHet heeft geen zin. Het doel van 500.000 permanente immigranten naar Canada elk jaar heeft geen zin, noch voor Canada, noch voor Quebec.

Historicus en socioloog Gérard Bouchard, een voorstander van interculturaliteit, vroeg zich in 2019 af “hoe we het bestaan van een etnischculturele meerderheid in Quebec kunnen ontkennen. Ik heb het over de Franstalige meerderheid van FransCanadese afkomst. Dat uitte zich met name tijdens het debat over wet 21. De laatste provinciale verkiezingen hebben een zeer duidelijk beeld opgeleverd: een rechtse regering die bijna al haar steun buiten Montreal, waar de minderheden zijn geconcentreerd, heeft geworven. Het bestaan van minderheden staat ook buiten kijf. Ze bestaan al lang, zijn zichtbaarder en vaak het slachtoffer van uitsluiting en zijn de laatste 12 of 15 jaar actiever dan ooit. Denk maar aan de verontwaardiging over culturele toeeigening en hun verzet tegen wet 21. Het is belangrijk deze realiteit te erkennen, want een samenleving die op deze manier gestructureerd is, vraagt om beleid dat daarop is afgestemd, met name wat betreft de interculturele betrekkingen. We moeten er ook voor zorgen dat de nationale verbeelding in overeenstemming is met de feiten. Deze realiteit verdient des te meer aandacht omdat zij momenteel een transformatie ondergaat. Op het niveau van Quebec zal de verhouding meerderheid/minderheid zeker blijven bestaan, zoals blijkt uit de demografische gegevens naar schatting maken de Quebecers van FransCanadese oorsprong ongeveer 70% van de bevolking uit. De grootste verandering vindt plaats in de regio Montréal, waar een nieuwe verhouding meerderheidminderheid ontstaat, maar in omgekeerde richting: het zijn de vroegere minderheden die de meerderheid worden. In Groter Montreal bestaat 40% van de bevolking nu uit immigranten. Op het eiland zelf is de nietFranstalige bevolking al geruime tijd in de meerderheid. Deze verandering is van grote betekenis. De bekende kloof tussen Montreal en de regio’s gaat nu gepaard met een diepe etnischculturele kloof. We zullen ons Quebec niet meer op dezelfde manier kunnen voorstellen, en het politieke leven zelf zal zich moeten aanpassen. We kunnen ons zelfs een dag inbeelden waarop een partij die bijna uitsluitend in de regio Montréal gevestigd is, aan de macht zou kunnen komen. Dit gebrek aan evenwicht is niet gezond, zoals blijkt uit het feit dat het huidige politieke spectrum wordt gedomineerd door het meest homogene deel van de Quebecse bevolking. Maar het omgekeerde zou nauwelijks wenselijker zijn. De partijen worden daarom uitgenodigd om programma’s op te stellen die de twee kanten van de kloof combineren en een afspiegeling vormen van onze hele samenleving. Er is ook een dringende noodzaak om de spanningen in de relatie tussen de traditionele meerderheid en de minderheden in heel Quebec te verminderen. Deze relatie is de laatste 20 jaar verslechterd. Ten eerste omdat al onze debatten over integratie en secularisme het imago van de minderheden hebben bezoedeld door hen af te schilderen als storend en bedreigend. Wet 21 heeft hen ronduit aangevallen. Tegelijkertijd hebben de regeringen weinig gedaan om hen gerust te stellen en hun integratie te vergemakkelijken. Als gevolg daarvan verenigen culturele minderheden zich nu om zichzelf te beschermen en zich te verzetten tegen de meerderheid.” Idil Issa, die naar eigen zeggen “pleit voor de rechten van gemarginaliseerde en onderdrukte groepen, met de nadruk op de intersectionele ervaringen van gekleurde moslimvrouwen”, kan daarvan een voorbeeld genoemd worden. In januari 2021 stelde zij op een webinarie van Amnistie internationale Canada francophone onder de titel Systemisch racisme en Islamofobie in een erg approximatief Frans “C’est les demographics qui vont gagner, finalement. Ils essaient de prendre un photo et de figer le Québec de l’ancienne manière. Mais nous sommes diverses, le Québec est différent maintenant. On doit être inclusifs. On doit pas aliéner les ‘jeunes’, on doit leur donner une place. Ne soyez pas peur. La loi 21 ça restera pas au Québec. Ça c’est certain. Comme j’ai dise: que ce soit l’année 2300, on irait jusqu’au bout.”“Laten we ons niet vergissen: dit verachtelijke discours zet expliciet in op de minorisatie van de Franstalige Quebecers om het politieke machtsevenwicht in Quebec te keren”, zegt BockCôté. “Het is belangrijk eraan te herinneren: je kan van overal ter wereld komen en Quebecker worden. Maar op voorwaarde dat men het integratievermogen van het gastland respecteert en in het geval dat ons aanbelangt, moet men ons verfransingsvermogen respecteren. We blijven doen alsof de werkelijkheid niet bestaat, en we worstelen collectief in een politieke fantasie waarin de Quebecse natie verzekerd is van haar lot en volledige controle heeft over de parameters van haar identiteit er is iets vreemds aan het idee dat we kunnen debatteren over de toekomst van het Frans zonder ooit rekening te houden met de geleidelijke ontbinding van het Quebecse volk in de Canadese federatie, waar het veroordeeld is tot steeds minder gewicht. Quebec geeft zichzelf herhaaldelijk symbolische overwinningen. Het heeft zichzelf een halve seculiere staat gegeven, vervolgens een kwart van een nieuwe wet 101. Het wil zichzelf zelfs als natie erkennen, in zijn eigen kleine grondwet, met een vorm van eenzijdige verklaring van aparte samenleving. Quebec houdt zichzelf voor de gek, alsof het er vooral om gaat zichzelf wijs te maken dat alles in orde is door genoegen te nemen met symbolische maatregelen die ons provinciaal nationalisme vleien, maar niet de politieke structuren en de historische dynamiek ter discussie stellen die ons er vroeg of laat toe veroordelen vreemdelingen te worden in ons eigen land. Wetsvoorstel 96 is een noodzakelijke wet, maar het is niet de wet die nodig was.

Inmiddels keurde de Canadese Kamer van Volksvertegenwoordigers op 15 mei 2023 met slechts één tegenstem wet C13 goed, die de Canadese Wet op de officiële talen moderniseerde, tot tevredenheid van CAQ, dat zelf niet is vertegenwoordigd in dat parlement omdat het niet deelneemt aan de federale verkiezingen, maar met de Canadese regering onderhandelde over de hervorming. Federaal minister voor Officiële Talen, Ginette Petitpas Taylor glunderde dat wij een stevige wet in handen hebben die ons de middelen biedt om onze ambities om de achteruitgang van het Frans aan te pakken en onze officiële taalminderheden te ondersteunen, waar te maken”. In de tekst wordt vermeld dat “in het Handvest van de Franse taal van Quebec staat dat Frans de officiële taal van Quebec is” en men “het bestaan wil bevorderen van een Franstalige meerderheidsgemeenschap in een Quebec waar de toekomst van het Frans verzekerd is.” 

De wet voert de tweetaligheidsvereiste, die reeds bestond voor rechters van de andere rechtbanken, nu ook in voor die van het Hooggerechtshof. De voornaamste brok betreft het gebruik van de Frans in de zogenaamde “entreprises privées de compétence fédérale”, waaronder banken, luchtvaartmaatschappijen zoals Air Canada en de Compagnie des chemins de fer nationaux (CN). Quebec was van oordeel dat dergelijke bedrijven onder federale bevoegdheid onderworpen waren aan de bepalingen van wet 96 en zich moesten inschrijven bij het Bureau van de Franse taal. De federale oppositiepartijen, die in de meerderheid zijn in de bevoegde commissie, hadden ermee gedreigd het voorliggende wetsvoorstel zo te amenderen dat die verplichting ook in de federale wet zou ingeschreven worden. Uiteindelijk draaide een NDPlid haar kar. Het kwam tot een compromis waarbij ze in Quebec de keuze krijgen tussen de regels van het Quebecse Handvest voor de Franse taal of die van de Canadese wet, die door de liberalen zelf node geamendeerd werd om gezichtsverlies te vermijden. “Deze amendementen tonen aan dat het federale systeem gelijkwaardig kan zijn aan het Quebecse systeem als het gaat om het gebruik van het Frans in het bedrijfsleven en dat de twee systemen in samenwerking naast elkaar kunnen bestaan,” verklaarde Marc Serré, parlementair secretaris van PetitpasTaylor. Volgens Roberge zijn de taalregimes in Canada en Quebec voortaan “zeer, zeer vergelijkbaar, bijna spiegelend” en werden grote stukken van het Handvest van de Franse taal (wet 96) nagenoeg “geknipt en geplakt”. De aangenomen federale wet schrijft voor dat “consumenten in Quebec of een regio met een sterke Franstalige aanwezigheid het recht hebben om in het Frans te communiceren met een dergelijke firma die in die regio actief is en om informatie in het Frans te ontvangenDit belet de consumenten niet om, indien zij dit wensen, in het Engels of een andere taal te communiceren of diensten in die taal te ontvangen, voor zover de onderneming daartoe in staat isWerknemers van een dergelijke firma in Quebec of in een regio met een sterke Franstalige aanwezigheid, hebben het recht om hun werk te verrichten en gesuperviseerd te worden in het Frans; om alle mededelingen en documentatie in het Frans te ontvangen, met inbegrip van sollicitatieformulieren, werkaanbiedingen, overplaatsingen of bevorderingen, individuele arbeidsovereenkomsten, en documenten betreffende de arbeidsvoorwaarden. Dit belet niet dat ook in het Engels of in een andere taal dan het Frans wordt gecommuniceerd of documentatie wordt verstrekt, op voorwaarde dat het gebruik van het Frans in elke op grote schaal verspreide communicatie of documentatie ten minste gelijkwaardig is aan dat van de andere taal dan het Frans. Dit belet de onderneming niet om met een werknemer een contract af te sluiten in het Engels of in een andere taal dan het Frans, als het bedrijf en de werknemer akkoord gaan en als het bedrijf de werknemer het contract al in het Frans heeft verstrekt. Een dergelijke onderneming in Quebec of een regio met een sterke Franstalige aanwezigheid, mag een werknemer niet ongunstig behandelen omdat hij alleen Frans spreekt of hij onvoldoende kennis van een andere taal dan het Frans heeft, tenzij de onderneming aantoont dat kennis van die taal objectief vereist is op grond van de aard van het door de werknemer te verrichten werk en in elke vacature voor een functie waarvoor die kennis vereist is, de redenen voor die eis vermeldt.” Dat zijn bepalingen diegelijklopend zijn met die van het Handvest voor de Franse taal. Wel worden de rechten van Fransonkundige medewerkers in dienst genomen vóór de inwerkingtreding van de wet gevrijwaard. Naar analogie met de verfransingscomités dienen de bedrijven in kwestie een comité op te richten om de directie te ondersteunen in de promotie en het gebruik van het Frans in de onderneming, door o.a. te zorgen voor “een goede kennis van het Frans door leden van de hogere leiding en de werknemers, en het gebruik van het Frans als werktaal en voor interne communicatie.” Klachten kunnen neergelegd worden bij de Commissaris voor de officiële talen, die indien hij het probleem niet oplossen, de klacht, met instemming van de klager kan doorsturen naar de Canadese Raad voor Industriële betrekkingen, die desnoods gemachtigd is “om de lokalen of terreinen van het bedrijf te betreden, daar alles te onderzoeken wat relevant is voor de klacht en van elke persoon te eisen vragen die relevant zijn voor de klacht te beantwoorden”, en het bedrijf in kwestie kan opdragen zich in orde te stellen, bv. door een ontslagen werknemer opnieuw in dienst te nemen of hem een financiële vergoeding te geven. De inwerkingtreding van de wet wordt geregeld bij decreet, en treedt voor wat de ondernemingen in regio’s met sterke Franstalige aanwezigheid betreft, in werking het tweede jaar na dit decreet. 

De wet heeft het ook over migratie: “De minister van Burgerschap en Immigratie 

stelt een Franstalig immigratiebeleid vast dat gericht is op het versterken van de vitaliteit van de Franstalige minderheden in Canada, met name door te zorgen voor het herstel en de groei van hun demografisch gewicht.” Het aantal Franstaligen daalt immers overal, globaal van 23,6% naar 21,4% tussen 2001 en 2021; in NieuwBrunswijk, de enige provincie met twee officiële talen, van 33% naar 30%, met als enige uitzondering Yukon (van 3,0% naar 4,5%). De nieuwe wet plakt een cijfer op het herstel, nl 6,1% buiten Quebec, het aantal dat in 1975 het Frans als eerst gesproken officiële taal had. Er is werk aan de winkel wetende dat dit percentage in 2021 nog slechts 3,3% bedroeg en dan Canada in 2022 voor het eerst het streefcijfer van 4,4% Franstalige inwijking buiten Quebec haalde. Professor emeritus Mario Polèse is voorstander van Franstalige migratiedrempels buiten Quebec, maar “we moeten ons ook geen illusies maken. Franstalige immigranten zullen onder dezelfde druk komen te staan als autochtone Franstaligen buiten Quebec. Het duurt slechts vijf minuten na het verlaten van de luchthaven om te beseffen dat Engels de dominante taal is. En in deze provincies is er geen wet, zoals in Quebec, die een Franstalig immigrantengezin belet hun kinderen naar een Engelstalige school te sturen. Dit gezegd zijnde, als Quebec en zijn regering het Frans niet hadden beschermd, zou de taal geen toekomst hebben in NoordAmerika. Er zou geen wet zijn op Canada’s officiële talen.”


Wet op de seculiere samenleving

De wet op de seculariteit werd ingevoerd met beroep op de “niettegenstaandeclausule” (artikel 33) van het Canadese Handvest van rechten en vrijheden, op grond waarvan het federale parlement of een provinciale wetgever een wet kan aannemen die afwijkt van bepaalde delen van het Handvest (“niettegenstaande de bepalingen van het Handvest“). Toen dit werd opgesteld begin jaren 80, was één van de belangrijkste klachten van de provincies dat het rechtbanken en rechters te veel macht zou geven om de betekenis ervan te interpreteren, en dus een verschuiving van macht van verkozenen naar de rechterlijke macht zou bewerkstelligen, waardoor de rechtbanken het laatste woord kregen en het recht van provinciale regeringen om wetten in te voeren die zij passend achtten zou ingeperkt worden. Uiteindelijk besloot een meerderheid van de provincies de invoering van het Handvest te steunen op voorwaarde dat het een clausule bevatte die het federale parlement of de provinciale wetgever toestaat wetten uit te zonderen van bepaalde delen van het Handvest: artikel 2 (grondrechten als de vrijheid van meningsuiting en geloof, geweten, vereniging en vreedzame vergadering) en artikels 7 tot en met 15 (het recht op leven, vrijheid en veiligheid van de persoon, het recht op bescherming tegen onredelijke huiszoeking en inbeslagneming, het recht op bescherming tegen willekeurige arrestatie of detentie, een aantal andere wettelijke waarborgen en het recht op gelijkheid). Deze wetten kunnen voor een periode van vijf jaar worden vrijgesteld. Daarna moeten zij worden verlengd. De clausule beschermt de traditie van parlementaire suprematie. Voormalig liberaal premier Jean Chrétien beschreef het als een instrument dat zou kunnen wapenen tegen een uitspraak van het Hooggerechtshof die haatzaaien en kinderporno zou legaliseren als vrijheid van meningsuiting. 


Handhaving taalwet

Er wordt een ministerie van de Franse taal opgericht. Met instemming van twee derden van de parlementsleden kan een commissaris voor de Franse taal worden aangeduid. Dat gebeurde inmiddels, met steun van CAQ, PQ en QS. Het gaat om filosoof Benoît Dubreuil, in 2011 schrijver van het essay De denkbeeldige remedie Waarom immigratie Quebec niet zal redden. De commissaris staat in voor het toezicht op de evolutie van de taalsituatie in Quebec, op de eerbiediging van de grondrechten verleend door het Handvest van de Franse taal en op het nakomen van de verplichtingen die het Handvest oplegt aan personen, bedrijven en de Administratie. Er is een uitgebreid hoofdstuk klachten, klokkenluiden, beschermende maatregelen, inspecties, onderzoeken en herstelmaatregelen. Personen of instanties die sancties nemen tegen klokkenluiders kunnen boetes krijgen van 2.000 tot 250.000 C$. Wanneer het Bureau voor de Franse taal een tekortkoming vaststelt, kan het de verantwoordelijke ordonneren daar een eind aan te maken. Een dergelijke ordonnantie kan bv. uitgevaardigd worden wanneer de opschriften op een product niet conform zijn. Op vraag van het Bureau kan de rechtbank de vervanging of vernietiging van strijdige affiches, reclame, aanplakborden en lichtreclames ordonneren. In geval van inbreuk op één van de grondrechten heeft het slachtoffer het recht de beëindiging van die inbreuk te verkrijgen. Strijdige contracten kunnen nietig verklaard worden. De minister kan de vergunning van een onderneming intrekken die zich herhaaldelijk schuldig maakt aan overtredingen. Indien een gemeente zich schuldig maakt, kan de minister subsidies inhouden. Fysieke personen of instanties die toestaan of tolereren dat een kind in het Engels les krijgt terwijl het daarvoor niet in aanmerking komt, kunnen boetes krijgen van 700 tot 30.000 C$, die verdubbeld worden bij een eerste recidive en verdrievoudigd bij een tweede. Personen die zich hieraan schuldig maken, kunnen geen lid van de raad van beheer van een school worden. Ze kunnen ook geschorst worden voor een periode van zes maanden, zonder loon. 


De regerende liberale partij heeft na de verkiezingen van 2021 met 32,62 % 160 van de 338 zetels, terwijl de conservatieven er met 33,74 % slechts 119 hebben, de sociaaldemocratische Nieuwe Democratische partij (NDP) 25 (17,83%), de PQ 32 (7,63%), de Parti Populaire 0 (4,94%) en de Groenen 2 (2,33%). Trudeau staat aan het hoofd van een minderheidsregering.

Rudi Coel.

Klik hier om een reactie te geven

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Laatste Artikelen

Quis autem vel eum iure reprehenderit qui in ea voluptate velit esse quam nihil molestiae consequatur, vel illum qui dolorem?

Temporibus autem quibusdam et aut officiis debitis aut rerum necessitatibus saepe eveniet.

Copyright © 2022 Meervoud.

Naar Boven